Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38744/GA, 18 februari 2025, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/38744/GA

Betreft  [klager]

Datum  18 februari 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing om goederen te vernietigen die in het kader van een celinspectie op 9 augustus 2023 in beslag waren genomen.

De beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft op 19 februari 2024 het beklag ongegrond verklaard (R-2023-782). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. V.S.J. Chorus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Bij een celinspectie op 9 augustus 2023 zijn goederen van klager in beslag genomen en vervolgens vernietigd zonder zijn toestemming. De directeur is tijdens een celinspectie verantwoordelijk voor de goederen van een gedetineerde (RSJ 31 januari 2018, 17/2693/GA). De directeur stelt dat de goederen gestolen zijn en dat klager niet de rechtmatige eigenaar van deze goederen is, maar dit heeft de directeur niet onderbouwd. Dat klager de goederen zou hebben gestolen omdat deze niet op zijn naam staan geregistreerd, is onbegrijpelijk en te kort door de bocht. Gedetineerden wisselen regelmatig spullen uit, zonder dat sprake is van diefstal. Aan de ene kant is klager disciplinair bestraft omdat hij eigenaar is van de spullen die zich op zijn cel bevonden. Aan de andere kant worden de spullen zonder zijn toestemming vernietigd, omdat hij niet de eigenaar zou zijn van deze spullen.

Klager heeft bij het personeel direct aangegeven dat de in bewaring genomen spullen van hem zijn. In zo’n geval mogen spullen alleen worden vernietigd als de gedetineerde hiervoor uitdrukkelijk toestemming geeft (RSJ 12 februari 2015, 14/3288/GA). De Penitentiaire beginselenwet (Pbw) noch jurisprudentie maakt hierbij onderscheid tussen correct en niet correct ingevoerde goederen. Klager heeft geen toestemming gegeven voor het vernietigen van de goederen. De directeur had hiertoe niet mogen beslissen. Er is dus schade toegebracht aan klagers goederen. Voor de schade wil hij worden gecompenseerd. Klager verzoekt om aan hem een gebruikelijke vergoeding toe te kennen.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Regels over het in beslag nemen en het vernietigen van goederen

In artikel 45, vijfde lid, van de Pbw is bepaald dat de directeur bevoegd is voorwerpen ten aanzien waarvan geen toestemming is verleend dan wel die zijn verboden (ingevolge het eerste onderscheidenlijk het tweede lid) in beslag te nemen. Hij draagt zorg dat deze voorwerpen hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de gedetineerde op diens kosten worden bewaard, hetzij voor diens rekening worden gezonden aan de verzender of een door de gedetineerde op te geven adres, hetzij met toestemming van de gedetineerde worden vernietigd, hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

In de memorie van toelichting bij de Pbw staat ten aanzien van het gelijkluidende artikel 29, vijfde lid, van de Pbw (Kamerstukken II 1994/95, 24263, nr. 3):

“De directeur kan voorwerpen met toestemming van de gedetineerde vernietigen, indien hij van oordeel is dat het belang van de detentie zulks eist. Het gaat in dit geval om voorwerpen die niet aan bederf onderhevig zijn. Aan bederf onderhevige voorwerpen kunnen immers niet ten behoeve van de gedetineerde worden bewaard en mogen daarom ook zonder diens toestemming worden vernietigd.”

De bevoegdheden van de directeur in artikel 45, vijfde lid, van de Pbw zien, kort gezegd, erop dat de gedetineerde (tijdens zijn detentie) niet meer over het in beslag genomen voorwerp kan beschikken. Naast het feit dat het voorwerp aan de politie kan worden overhandigd, draait de gedetineerde op voor de kosten voor het verzenden van het voorwerp of voor het bewaren van het voorwerp, zodat de gedetineerde het voorwerp bij een overplaatsing of zijn invrijheidstelling weer kan meenemen. Als het voorwerp op kosten van de gedetineerde wordt bewaard, wordt de gedetineerde hiervan op de hoogte gesteld door middel van een bewijs van ontvangst.

Tenzij het gaat om aan bederf onderhevige voorwerpen, is voor het vernietigen van een voorwerp de toestemming van de gedetineerde vereist. Artikel 45, vijfde lid, van de Pbw vereist niet dat de gedetineerde het eigendom heeft van de te vernietigen voorwerp. Ook indien de gedetineerde niet-eigenaar is of het voorwerp houdt voor een ander is de toestemming van de gedetineerde vereist (RSJ 12 mei 2016, 16/0332/GA).

In paragraaf 4.5.1 van de huisregels van de locatie Roermond staat:

“Het overdragen/overschrijven van persoonlijke eigendommen is niet toegestaan (ook niet bij ontslag). Voorwerpen, apparatuur, sieraden en dergelijke welke niet op de persoonlijke registratiekaart staan vermeld, worden in beslag genomen. Er mogen geen etenswaren worden uitgevoerd.”

De situatie van klager

Volgens klager zijn naar aanleiding van een celinspectie de volgende goederen in beslag genomen en vernietigd: 22 GameCube spellen, 2 paar schoenen van het merk Nike, 1 radio, 2 Nintendo Game Boy Advance, 2 Game Boy spellen, 1 digitaal schaakbord, 1 ‘PlayStation 2’ en 1 ‘PlayStation 1’.

De directeur stelt dat klager deze goederen, die niet op zijn naam staan, moet hebben gestolen, en dat de directeur daarom deze goederen mocht vernietigen. De beklagcommissie heeft overwogen dat klager geen recht heeft om zeggenschap uit te oefenen over wat er met de goederen gebeurt, als hij niet het recht had om deze goederen in bezit te hebben.

De beroepscommissie overweegt als volgt. Het staat niet ter discussie dat de betreffende goederen terecht in beslag zijn genomen. Het enkele feit dat de goederen niet op klagers naam stonden geregistreerd is hiervoor voldoende. De hierboven uiteengezette (wettelijke) regels maken evenwel duidelijk dat de goederen die op klagers cel zijn aangetroffen niet hadden mogen worden vernietigd zonder zijn toestemming. Het komt voor dat gedetineerden spullen van elkaar stelen (wat strafbaar is) en spullen verhandelen, aan elkaar geven of van elkaar lenen (wat in inrichtingen vaak verboden is op grond van de huisregels, zo ook in de locatie Roermond). Artikel 45, vijfde lid, van de Pbw maakt bij het vernietigen van goederen echter geen uitzondering ten aanzien van voorwerpen die de gedetineerde door diefstal of anderszins onrechtmatig heeft of zou hebben verkregen. Bij (de verdenking van) strafbare feiten heeft de directeur de mogelijkheid om het betreffende voorwerp aan de politie te overhandigen voor nader onderzoek.

Het vernietigen van de goederen zonder klagers toestemming is dus in strijd met de wet en met de huisregels van de locatie Roermond. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Tegemoetkoming

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie stelt hierbij voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Als sprake is van schade en deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. Indien dit niet het geval is, staan voor het verkrijgen van een schadevergoeding andere wegen open.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is de schade in dit geval niet eenvoudig te begroten. De directeur stelt alleen dat er “onnoemlijk veel spullen” van klagers cel zijn gehaald waarvan klager niet kon aantonen dat die van hem waren. Klager stelt op zijn beurt
– onweersproken, maar zonder onderbouwing met stukken – dat de hierboven genoemde goederen zijn vernietigd en dat deze een waarde hebben van in totaal € 910,-. De raadsman verzoekt alleen om een “gebruikelijke vergoeding”. De beroepscommissie kan op basis hiervan niet vaststellen welke goederen zijn vernietigd en welke waarde deze goederen hadden, nog los van het feit dat de herkomst van de goederen onduidelijk is doordat deze niet op klagers naam stonden geregistreerd.

De beroepscommissie zal klager daarom een tegemoetkoming toekennen voor het door hem geleden ongemak vanwege de vernietigde goederen. De beroepscommissie stelt deze op basis van de beschikbare informatie naar redelijkheid en billijkheid vast op €50,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

Deze uitspraak is op 18 februari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven