Nummer 24/45366/GV
Betreft [klager]
Datum 23 januari 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 13 december 2024 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.
Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
Klager is sinds 9 november 2022 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Daarnaast moet hij de tenuitvoerlegging van een principale hechtenis van veertien dagen ondergaan. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 6 november 2025.
In artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Op grond van artikel 23 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende broer van de gedetineerde.
Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, omdat hij afscheid wenste te nemen van zijn broer. Klagers broer was opgenomen in het ziekenhuis op de intensive care. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen. Vanwege de aanwezige risico’s achtte verweerder begeleiding/bewaking door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) noodzakelijk, maar deze begeleiding/bewaking was niet mogelijk.
De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat klager op de lijst van gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico staat met als risicoprofiel ‘hoog’, vanwege (vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie, ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting en vanwege ongeoorloofde contacten met slachtoffer en/of nabestaanden, medewerkers in het strafrecht of de executieketen dan wel ongeoorloofde contacten met media of zichtbaarheid op social media. Uit het selectieadvies volgt daarnaast dat klagers gedrag in detentie te wensen over laat.
Uit het advies van de reclassering van 13 september 2024 volgt dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog en het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op letselschade kon niet worden ingeschat. De reclassering beschrijft dat sprake is van een uitvoerige justitiële voorgeschiedenis en dat eerdere pogingen voor (gedwongen) hulpverlening niet het gewenste effect hebben gehad. Er bestaan nog altijd zorgen over klagers sociale netwerk en zijn procriminele houding. Er zijn meerdere signalen die grote zorgen geven over klagers denk- en leefwijze en de kans op recidive.
De beroepscommissie is met verweerder van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening indien dat plaatsvindt zonder daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden. Gelet hierop kan de conclusie om aan het incidenteel verlof de voorwaarde van begeleiding/bewaking door de DV&O te verbinden, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
De afdeling Risico-analyse van de DV&O heeft evenwel aangegeven dat er sprake is van een niet te duiden dreiging vanuit diverse hoeken, namelijk zowel vanuit het criminele samenwerkingsverband waarvan klager onderdeel zou zijn als vanuit andere criminele samenwerkingsverbanden. Op voorhand kon daarom niet worden overzien welke beveiligingsmaatregelen er moesten worden ingezet om het vervoer op een veilige en verantwoorde manier te laten verlopen.
De beroepscommissie is met verweerder van oordeel dat, gelet op de overwegingen van de DV&O, een verlof onder begeleiding/bewaking van de DV&O niet tot de mogelijkheden behoorde. Hoewel de raadsman stelt dat verweerder het dossier naar de DV&O had moeten terugsturen met een spoedaanvraag voor een risicoanalyse, is de beroepscommissie van oordeel dat het, gelet op het spoedeisende karakter van klagers verzoek, niet onredelijk of onbillijk is dat verweerder op dat moment is uitgegaan van de beschikbare inlichtingen van de DV&O.
Omdat het verlof enkel had kunnen plaatsvinden onder begeleiding/bewaking door de DV&O, en dit niet tot de mogelijkheden behoorde, kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 23 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. G.C. Bos, voorzitter, F. van Dekken en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter