Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36099/GA, 14 februari 2025, beroep
Uitspraakdatum:14-02-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36099/GA

Betreft klager

Datum 14 februari 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

  1. het niet (direct) kunnen/mogen bellen met zijn raadsvrouw op 23 juni 2023;
  2. het niet doorgeven van terugbelverzoeken van zijn raadsvrouw aan hem.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 5 september 2023 beklagonderdeel a. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklagonderdeel b. (beklagkenmerk G-2023-673). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager blijft bij wat hij op de beklagzitting naar voren heeft gebracht. In aanvulling daarop voert klager aan dat het onbegrijpelijk is dat hij niet-ontvankelijk is verklaard in beklagonderdeel b. omdat hij te laat beklag zou hebben ingesteld. De beklagrechter heeft de data van de terugbelverzoeken gebruikt bij het vaststellen van de beklagtermijn, maar toen wist klager nog niet dat de terugbelverzoeken niet aan hem werden doorgegeven. Daar kwam klager pas achter toen hij in gesprek was met zijn advocaat. Op dat moment heeft klager beklag ingesteld. Het structureel niet doorgeven van terugbelverzoeken levert een schending van zijn recht op als bedoeld in artikel 39, vierde lid, in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Beklagonderdeel a.

In artikel 3.9.2 van de huisregels van de PI Sittard staat (onder meer):

“Indien hiertoe de noodzaak en de gelegenheid bestaan, wordt u in staat gesteld telefonisch contact te hebben met de zogenaamde geprivilegieerde contacten zoals uw advocaat of reclasseringsmedewerker.

Telefonische contacten kunnen iedere dag plaatsvinden tijdens het luchten en recreatie. Het is uw verantwoordelijkheid om deze telefonische contacten tijdens deze momenten te laten plaatsvinden.”

De beroepscommissie maakt uit het dossier op dat klagers verzoek om (direct) te mogen bellen met zijn raadsvrouw is afgewezen, omdat hij tijdens het luchten en recreatie met zijn raadsvrouw kon/mocht bellen. Naar het oordeel van de beroepscommissie gaat het dan ook om de toepassing van een algemene regel in een concrete situatie. Tegen een dergelijke beslissing kan geen beklag worden ingesteld, tenzij die algemene regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Daarvan is niet gebleken.

Volgens klager worden er uitzonderingen op de algemene regel gemaakt. Het enkele feit dat er uitzonderingen worden gemaakt, brengt echter niet met zich mee dat vervolgens wél kan worden geklaagd over (de toepassing van) de algemene regel (vergelijk RSJ 21 november 2023, 22/27872/GA). Het staat klager vrij om in een voorkomend geval expliciet te verzoeken om voor hem een uitzondering te maken op de algemene regel. Tegen het uitblijven van een beslissing op dat verzoek of weigering van dat verzoek kan wél beklag worden ingesteld.

Gelet op het voorgaande beklaagt klager zich over de concrete toepassing van een algemene regel die geen ruimte biedt voor interpretatie of voor een nadere afweging én die niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklagonderdeel a.

 

Beklagonderdeel b.

Ontvankelijkheid

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in beklagonderdeel b., omdat het klaagschrift na de beklagtermijn zou zijn ingediend.

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw moet een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend.

Klager heeft gesteld dat zijn raadsvrouw op 25 mei, 30 mei, 31 mei en 15 juni 2023 terugbelverzoeken aan hem heeft gestuurd. Volgens klager is slechts één terugbelverzoek aan hem doorgegeven (de beroepscommissie begrijpt: het terugbelverzoek van 15 juni 2023). Klager heeft op 23 juni 2023 verzocht om contact met zijn raadsvrouw, maar dat is afgewezen (zie beklagonderdeel a.). Op 25 juni 2023 heeft klager zijn klaagschrift ingediend.

Klager heeft onweersproken gesteld dat hij beklag heeft ingesteld zodra hij van zijn raadsvrouw vernam dat haar terugbelverzoeken niet aan hem zijn doorgegeven. Klager heeft daarbij geen datum genoemd, maar gelet op voornoemde omstandigheden gaat de beroepscommissie ervan uit dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden op 23, 24 of 25 juni 2023. De beroepscommissie stelt daarom vast dat klager zijn klaagschrift inzake beklagonderdeel b. tijdig heeft ingediend.

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van de materiële ontvankelijkheid nog als volgt.

Het niet doorgeven van terugbelverzoeken kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem.

Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

In de door klager stelde omstandigheden, zou het niet doorgeven van de terugbelverzoeken van 25, 30 en 31 mei 2023 een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur kunnen zijn. Daarom heeft klager voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van dit beklagonderdeel.

Gelet op het voorgaande had de beklagrechter klager in zijn beklag moeten ontvangen. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren inzake beklagonderdeel b. De beroepscommissie zal het beklag zelf inhoudelijk beoordelen.

 

Inhoudelijke beoordeling

Op grond van artikel 39, vierde lid, in samenhang met artikel 37, eerste lid, aanhef en onder j, van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld met zijn rechtsbijstandsverlener telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat indien door een advocaat aan een gedetineerde het verzoek wordt gedaan om telefonisch contact op te nemen, daarmee als uitgangspunt de noodzaak tot telefonisch contact voldoende vaststaat (bijvoorbeeld RSJ 20 september 2021, R-20/7337/GA).

Klager heeft bij aanvullend klaagschrift van 16 juli 2023 de per e-mail verzonden terugbelverzoeken van 25, 30 en 31 mei 2023 in het dossier gevoegd. De beroepscommissie stelt aan de hand van artikel 3.9.2 van de huisregels van de PI Sittard vast dat de terugbelverzoeken via het daarvoor bestemde e-mailadres bij de PI Sittard zijn ingediend. Volgens klager zijn deze terugbelverzoeken niet aan hem doorgegeven.

De directeur heeft in de beklagprocedure gesteld dat klager dagelijks tijdens recreatie en luchten de mogelijkheid heeft gehad om telefonisch contact op te nemen met zijn raadsvrouw. Daarmee maakt de directeur echter nog niet duidelijk hoe volgens hem is omgegaan met de ingediende terugbelverzoeken. In beroep heeft de directeur geen verweer gevoerd.

De beroepscommissie gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen van klager en concludeert dat de ingediende terugbelverzoeken van 25, 30 en 31 mei 2023 niet met klager zijn gecommuniceerd. Gelet hierop en op het bovengenoemde algemene uitgangspunt is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. De beroepscommissie zal het beklag daarom gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het standaardbedrag voor het niet mogen/kunnen bellen met een advocaat is €12,50 per keer. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op €37,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklagonderdeel a. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklagonderdeel.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklagonderdeel b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklagonderdeel en verklaart dit beklagonderdeel gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €37,50.

Deze uitspraak is op 14 februari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven