Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2625/GM, 9 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:09-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2625/GM

betreft: [klager] datum: 9 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W. Huizinga, advocaat te Haarlem, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem-Zuid,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 oktober 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2008, gehouden in de p.i. Amsterdam, heeft klagers raadsman namens klager, die inmiddels in Duitsland verblijft en vanwege pijnklachten niet tot reizen in staat is, het woord gevoerd.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Tilburg heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 21 juni 2008, betreft het probleem met klagers enkel omdat hij bij een brandoefening geen orthopedisch schoeisel aan mocht trekken omdat de arts had nagelaten de
piw-ers te informeren over klagers medische situatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende aangevoerd.
Klagers voet is doorgezakt omdat klager zijn orthopedische schoen niet mocht aantrekken. Hij is nadien slechts incidenteel door verpleegkundigen en artsen gezien. De oppompspalk die hij nodig had is hem later door zijn echtgenote gebracht.
Er is niets gedaan met de informatie dat klager een afspraak had met orthopedisch schoenmaker, een chirurg en een revalidatiearts, noch met de informatie dat de nieuwe schoenen klaarstonden.
De revalidatiearts was geïrriteerd omdat klager met spoed naar het ziekenhuis had gemoeten en er te lang gewacht is. De vervolgbehandeling heeft niet plaatsgevonden. De schade had voor klager beperkt kunnen blijven als er sneller actie was ondernomen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Na het verzwikken is klager door de verpleegkundige en de arts gezien. Hij is naar het ziekenhuis geweest voor
een controle foto. Daarna is hij bijna dagelijks gezien door verpleegkundigen en frequent door artsen.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 28, eerste lid, van de Pm, kan een gedetineerde een beroepschrift indienen tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Pm dient de gedetineerde, alvorens een
beroepschrift in te dienen, een schriftelijk verzoek te doen aan de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie om te bemiddelen terzake de klacht. Dit verzoek dient uiterlijk op de veertiende dag na die waarop het medisch handelen waartegen de
klacht zich richt heeft plaatsgevonden te worden ingediend.

Klager heeft aangegeven dat zijn klacht is gericht tegen het niet verstrekken van medische informatie aan de piw-ers waardoor klager op 19 mei 2008 bij een brandoefening niet zijn orthopedisch schoeisel aan mocht trekken, terwijl hij het
bemiddelingsverzoek heeft ingediend op 21 juni 2008. Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig om bemiddeling verzocht bij de medisch adviseur en moet reeds daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn klacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven