Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39510/GA, 31 januari 2025, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/39510/GA

Betreft [klager]

Datum 31 januari 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 12 januari 2024 om hem op grond van artikel 43, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) over te brengen naar de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) De Rooyse Wissel te Venray.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 27 februari 2024 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (G-2024-74). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S.N.M. Lousberg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

Op 28 november 2024 heeft mr. B.N.R. Maenen de zaak overgenomen en zich als raadsvrouw gesteld.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De selectiefunctionaris heeft op 11 januari 2024 positief geadviseerd. Op 12 januari 2024 heeft de directeur beslist om klager naar de FPK De Rooyse Wissel over te brengen. Er is dus een beklagwaardige situatie in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw.

Als de beroepscommissie desondanks het oordeel van de beklagrechter volgt en het dus zou gaan om een beslissing van de selectiefunctionaris, dan was de beklagrechter onbevoegd en had de beklagrechter het beklag als bezwaarschrift moeten doorsturen naar de selectiefunctionaris (vergelijk RSJ 10 februari 2023, 21/24373/GA).

Klager heeft vanaf het begin van zijn detentie aangegeven dat hij bereid is om verslavings- en traumahulp te aanvaarden en zijn leven weer op de rit te krijgen. Hij heeft hierin een actieve houding aangenomen en hij heeft binnen de PI een individuele leefstijltraining afgerond. Klager heeft tijdens zijn detentie gewerkt aan bewustwording. Hij is gebaat bij een klinische plaatsing om zijn middelengebruik en zijn traumatisch verleden onder controle te krijgen. Klager is gemotiveerd.

De indicatie van het beveiligingsniveau is echter niet passend. Klager is in een FPK geplaatst en niet in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) met een lager beveiligingsniveau. FPK’s zijn onderdeel van gesloten GGZ-instellingen waar patiënten op verschillende zorgtitels verblijven, zoals tbs’ers met dwangverpleging of personen met andere ernstige psychiatrische gedragsproblemen. Een FPA is een aparte afdeling binnen een GGZ-instelling waar patiënten intensieve behandeling krijgen, waarna ze worden doorgestuurd naar reguliere afdelingen.

Een FPK is een gesloten setting met beperkte bewegingsvrijheid zonder vooruitzicht op een lager beveiligingsniveau. Klager zou beter op zijn plek zijn in een FPA, waar hij perspectief heeft op bewegingsvrijheid, wat zou helpen voor zijn re-integratie en toekomstige voorwaardelijke invrijheidstelling. Hij heeft bewezen dat hij aan zichzelf werkt en heeft goed gedrag laten zien tijdens zijn detentie. Dit blijkt ook uit het feit dat klager niet meteen voor voorwaardelijke invrijheidstelling zal gaan, maar eerst wil werken aan het verhelpen van zijn trauma’s en middelengebruik in een kliniek.

Bovendien wil klager ten behoeve van zijn re-integratieproces geplaatst worden in een FPA in de regio waar zijn familie woont. Behandeling heeft het meeste zin als hij dit kan toepassen op zijn band met zijn familie. Klagers familie, waaronder zijn vrouw en pasgeboren dochter, woont in de omgeving van Landgraaf. Het is voor hen vanwege de afstand en reistijd ondoenlijk om klager in de FPK De Rooyse Wissel te bezoeken. De enkele reisafstand is 95 kilometer en de reisduur met het openbaar vervoer is 2 uur en met de auto ruim 1 uur. Klager is bang dat de familieband hieronder zal lijden.

Klager verzoekt om de beslissing tot artikelplaatsing ten uitvoer te leggen bij Radix Mondriaan in Heerlen. Dan wordt de enkele reisafstand vijftien kilometer en de reisduur met het openbaar vervoer dertig minuten en met de auto veertien minuten. Dat is aanzienlijk minder en maakt bezoek een stuk toegankelijker voor zijn familie.

Uitgangspunt van de Wet Straffen en beschermen is dat de gedetineerde gaat re-integreren in de regio waar hij na zijn detentie zal gaan wonen. Klager wil na zijn detentie in de regio Landgraaf gaan wonen met zijn vrouw en dochter.

Het bezoek en contact met familieleden moet volgens intentionele wet- en regelgeving zo min mogelijk beperkt worden. Er is sprake van een schending van artikel 24.5 van de European Prison Rules en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Als de beroepscommissie van oordeel is dat geen noodzaak bestaat om klager in het Radix Mondriaan te plaatsen, wil hij alsnog in de FPK De Rooyse Wissel blijven.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in zijn beklag

Op grond van artikel 43, vierde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor overbrenging van de gedetineerde naar de daartoe bestemde plaats, indien de in het eerste lid omschreven zorg en hulp dit noodzakelijk maken en een dergelijke overbrenging zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Indien de gedetineerde wordt overgebracht ten behoeve van de verlening van forensische zorg bedoeld in de Wet forensische zorg, geschiedt de overbrenging overeenkomstig de bepalingen van die wet. Overbrenging in de zin van artikel 43, vierde lid, van de Pbw wordt ook wel artikelplaatsing genoemd. De beroepscommissie gaat ervan uit dat de overbrenging van klager naar de FPK De Rooyse Wissel forensische zorg betreft.

Op 11 januari 2024 heeft de selectiefunctionaris positief geadviseerd op het verzoek van de directeur om klager in de gelegenheid te stellen om een detentievervangende behandeling te ondergaan bij de FPK De Rooyse Wissel. De selectiefunctionaris heeft geschreven dat de directeur ervoor kan zorgdragen dat klager vanaf 15 januari 2024 naar deze instelling wordt overgebracht.

Op 12 januari 2024 heeft de directeur de beslissing genomen om klager in de gelegenheid te stellen om een detentievervangende behandeling te ondergaan in een FPA/FPK. Op 19 januari 2024 heeft klager beklag ingesteld. Dit beklag is niet gericht tegen de beslissing tot artikelplaatsing, maar wel tegen de locatie van de artikelplaatsing. Klager vindt een FPA een passender beveiligingsniveau en wil dichter bij familie geplaatst worden. Hij verzoekt om overbrenging naar Radix Mondriaan.

De directeur heeft in het verweerschrift in beklag aangevoerd dat de Divisie Individuele Zaken (DIZ) bepaalt waar iemand geplaatst wordt. Dat is in navolging van de indicatiestelling die door het Informatiesysteem Forensische zorg (IFZo) wordt afgegeven. De directeur stelt dat hij geen invloed heeft op de beslissing waar iemand geplaatst wordt. De directeur geeft wel een advies mee, maar dat kan door IFZo en DIZ naast zich neergelegd worden. Volgens de inrichtingspsycholoog heeft klager als voorkeur de instelling GGZ Oost-Brabant in Boekel opgegeven. Dat is als advies in de indicatiestellingaanvraag genoemd.

Onder verwijzing naar RSJ 24 december 2024, 23/31891/GA, overweegt de beroepscommissie als volgt. De selectiefunctionaris (van DIZ) adviseert over de zorgaanbieder en behandellocatie[1]. DIZ is hierbij als Forensisch Plaatsingsloket ondersteunend in het proces van indicatiestelling, plaatsing, zorgverlening en financiering.[2] Het is echter de directeur die beslist over artikelplaatsing[3]. Hij maakt daarover een individuele belangenafweging, waarbij hij het advies van de selectiefunctionaris betrekt.

De directeur is de plaatsende instantie die de zorgaanbieder selecteert. De directeur plaatst een gedetineerde op basis van de indicatiestelling bij een zorgaanbieder die de geïndiceerde zorg op het vereiste beveiligingsniveau kan verlenen.[4] De directeur selecteert de zorgaanbieder aan de hand van (per vorm van forensische zorg) vastgestelde criteria.[5] De gedetineerde wordt geplaatst bij een zorgaanbieder in de regio waar hij zal re-integreren, tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven om hiervan af te wijken.[6]

Het is de directeur die de zorgaanbieder informeert over het besluit door het beschikbaar te stellen in het IFZo.[7] De beroepscommissie begrijpt dat in de praktijk de indicerende instantie een indicatiestelling (met de zorgbehoefte en de beveiligingsnoodzaak) in het IFZo maakt en de plaatsende instantie in het IFZo de meest geschikte zorgplek kan vinden. Op basis van de zorgbehoefte toont het IFZo welke gecontracteerde zorginstellingen passende zorg bieden. De plaatsende instantie (de directeur) meldt de persoon aan bij de gekozen zorgaanbieder en de zorgaanbieder gaat akkoord of niet akkoord.

Als er in een beklagzaak geschil bestaat over het selecteren van een zorgaanbieder, is het aan de directeur van de inrichting om daarover een standpunt in te nemen, zodat de beklag- en beroepscommissie daarover een oordeel kunnen geven.

Gelet op het voorgaande is het standpunt van de directeur dat hij niet gaat over de locatie waar klager is geplaatst en dat dit een beslissing van de selectiefunctionaris zou zijn, onjuist. Dat wordt nog eens onderstreept doordat in het advies van de selectiefunctionaris (gericht aan de directeur) staat “op uw verzoek van 6 april 2023 om klager in de gelegenheid te stellen een detentievervangende behandeling te ondergaan bij de FPK De Rooyse Wissel, heb ik besloten positief te adviseren op uw voorstel”.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. Om proceseconomische redenen zal zij zelf inhoudelijk op het beklag beslissen.

 

Inhoudelijke beoordeling

Nu de directeur meent niet te gaan over de locatie van de artikelplaatsing, is er geen enkel inhoudelijk standpunt van de directeur over de zorgaanbieder en behandellocatie beschikbaar. De directeur heeft kennelijk het advies van de selectiefunctionaris tot plaatsing van klager bij de FPK De Rooyse Wissel gevolgd. Dat is op zichzelf niet onredelijk, maar gelet op de verweren van klager had de directeur die beslissing (beter) moeten motiveren.

Wat betreft het beveiligingsniveau zal het over het algemeen voldoende zijn om te verwijzen naar de indicatiestelling waarin de forensische zorgbehoefte en het noodzakelijke beveiligingsniveau is opgenomen.[8] Wat betreft de behandellocatie had de directeur moeten toelichten dat en waarom de FPK De Rooyse Wissel in de regio waar klager zal re-integreren ligt. Omdat overbrenging in het kader van artikel 43, vierde lid, van de Pbw vrijwillig geschiedt, kan klager kiezen of hij dan wenst te worden overgebracht of liever zijn detentie ondergaat in de gevangenis. De beroepscommissie begrijpt in dit geval overigens dat klager in elk geval liever in de FPK De Rooyse Wissel wenste te verblijven dan in de gevangenis.

Gelet op het voorgaande is de beslissing van de directeur onvoldoende gemotiveerd. Daarom zal de beroepscommissie het beroep en het beklag gegrond verklaren. Klager is op 2 april 2024 in vrijheid gesteld, dus de beroepscommissie kan de directeur niet meer opdragen om een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet een aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €40,-, omdat niet met zekerheid gesteld kan worden dat klager naar een andere plek overgebracht had kunnen of moeten worden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.

Deze uitspraak is op 31 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

 


[1] Artikel 6.2a, derde lid, van het Besluit forensische zorg (Bfz).

[2] ‘Keten forensische zorg’ https://www.forensischezorg.nl/praktijk/ketenzorg. Geraadpleegd op 17 januari 2025.

[3] Artikel 6.1, onder b, van het Bfz.

[4] Artikel 12, eerste lid van de Regeling forensische zorg (Rfz).

[5] In artikel 12, tweede, derde, vierde en vijfde lid van de Rfz zijn de criteria vastgesteld voor respectievelijk ambulante begeleiding/behandeling, verblijfszorg, klinische zorg, zorg voor ter beschikking gestelde.

[6] Artikel 12, zesde lid van de Rfz.

[7] Artikel 13 van de Rfz.

[8] Artikel 1.1, eerste lid, onder e, van de Wet forensische zorg.

Naar boven