Nummer 23/35946/GA
Betreft [klager]
Datum 9 januari 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet verzenden van twee ter verzending aangeboden brieven.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 14 augustus 2023 het beklag ongegrond verklaard (VU 2022/977). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. S. Aarts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Vught, gehoord op de zitting van 13 december 2024 in de PI Vught. Mr. P. de Vries, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De beoordeling
Klager heeft twee brieven aan zijn kinderen willen versturen. De directeur heeft de verzending van deze brieven geweigerd, omdat klagers taalgebruik volgens de directeur schunnig en seksistisch was. Klager heeft in de brieven namen van vrouwelijke personeelsleden genoemd. In de visie van de directeur werd het personeel daarmee in diskrediet gebracht. Volgens klager heeft hij geen schunnige teksten geschreven of op een andere manier het personeel in diskrediet gebracht. Klager heeft enkel voornamen van personeel genoemd en naar waarheid geschreven over zijn dagelijkse leven in de PI aan zijn jonge kinderen. Zo stelt klager te hebben geschreven dat ‘papa het gezellig heeft met’ en ‘sjans heeft met’ vrouwelijke personeelsleden.
De beroepscommissie merkt allereerst op dat zij het wenselijk acht om kennis te kunnen nemen van (de relevante passages uit) de brieven waar het in deze zaak om gaat. In de aanloop naar de zitting zijn de brieven dan ook opgevraagd. De directeur van de PI Vught heeft aangegeven niet meer over de brieven te beschikken, omdat deze met klagers overplaatsing mee zijn gegaan naar de PI Dordrecht. Klager stelt de brieven nooit terug te hebben gekregen.
Hoewel de brieven niet meer beschikbaar zijn en uit de inhoud van de beslissing niet blijkt wat klager exact heeft geschreven, is het naar het oordeel van de beroepscommissie op basis van de stukken en het verloop van de zitting voldoende aannemelijk geworden dat klager aan zijn twee kinderen – van destijds vijf en zes jaar oud – grensoverschrijdende teksten heeft geschreven over vrouwelijke personeelsleden die werkzaam waren op de unit waar hij verbleef. Daarbij slaat de beroepscommissie in het bijzonder acht op de door klager zelf ter zitting naar voren gebrachte uitlatingen dat hij ‘het gezellig met hen had en sjans had’. De directeur heeft kunnen concluderen dat klager hiermee het personeel in diskrediet heeft gebracht en de verzending van deze twee brieven dan ook kunnen weigeren met het oog op de bescherming van de orde of de veiligheid in de inrichting, zoals bedoeld in artikel 36, vierde lid, onder a. van de Penitentiaire beginselenwet.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 9 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. dr. P. Jacobs en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.
secretaris voorzitter