Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34929/GA, 3 januari 2025, beroep
Uitspraakdatum:03-01-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Dagprogramma  v

Nummer          23/34929/GA

Betreft             [klager]

Datum             3 januari 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat op 8 februari 2023 opnieuw sprake was van uitval van de arbeid en hij hiervoor niet passend is gecompenseerd.

De beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet heeft op 13 juli 2023 het beklag ongegrond verklaard (Ho-2023-53). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepsrechter heeft klager, zijn raadsman H. Külcü en de directeur van de locatie Hoogvliet in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Op 17 juli 2024 zijn nadere inlichtingen bij de directeur opgevraagd. De hierop ontvangen reactie van de directeur is op 6 augustus 2024 aan klager en zijn raadsman verzonden.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het verweerschrift in beklag van de directeur is onsamenhangend. Daarnaast heeft de directeur toegegeven dat de arbeid een aantal weken niet door kon gaan, maar heeft de beklagcommissie het beklag ongegrond verklaard.

Standpunt van de directeur

De arbeid is zes keer op een woensdag uitgevallen, vanwege personele onderbezetting. De arbeidsuitval heeft geen structureel karakter. Daarbij is aan klager meermaals een vervangend luchtmoment aangeboden, is klagers loon doorbetaald en is bezien of vervangende activiteiten konden worden aangeboden. Dit was door de personele onderbezetting destijds echter niet mogelijk.

Klager verbleef ten tijde van het indienen van het beklag in de Inrichting Stelselmatige Daders (ISD). Afhankelijk van het vertoonde gedrag krijgen gedetineerden wekelijks een dagprogramma van 45 of 49 uur aangeboden. Ondanks dat het overgelegde dagprogramma dateert van april 2024, blijkt uit navraag op de afdeling dat bij een wijziging van het dagprogramma het aantal uren altijd gelijk blijft.

 

3. De beoordeling

Klager schrijft in zijn klaagschrift dat op 8 februari 2023 wederom de arbeid niet door kon gaan. Volgens hem was dit al weken aan de gang. Daarbij stelt klager dat hij niet voldoende uren dagprogramma kreeg aangeboden.

Ontvankelijkheid in beklag

De beroepscommissie heeft in RSJ 1 mei 2024, 23/32160/GA, uiteengezet hoe zij klachten over de uitval van activiteiten beoordeelt. Daaruit volgt onder meer dat sprake is van een ‘collectieve beslissing’ van de directeur als activiteiten, om andere redenen dan waarvoor een ordemaatregel kan worden opgelegd, bewust worden afgelast of onderbroken, en het gaat om één activiteit en/of de wijziging niet minimaal een week van tevoren schriftelijk, op dezelfde manier als het dagprogramma zelf, is vastgelegd/aangekondigd. Een gedetineerde kan klagen tegen een collectieve beslissing als die ook voor hem geldt.

De directeur heeft besloten om in een periode van twaalf weken – in afwijking van het dagprogramma – de arbeid zes keer te laten vervallen, vanwege een personeelstekort. Uit de stukken blijkt niet dat het laten vervallen van de arbeid schriftelijk en ten minste één week van tevoren is vastgelegd/aangekondigd. Daarom gaat het in dit geval naar het oordeel van de beroepscommissie om een collectieve beslissing waartegen beklag openstaat. Klager is dan ook terecht ontvangen in zijn beklag.

Inhoudelijke beoordeling van het beklag

Ten tijde van het indienen van het beklag verbleef klager op de ISD-afdeling. Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet valt de ISD-afdeling onder een gemeenschapsregime. Uit artikel 3, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) volgt dat de directeur in het gemeenschapsregime zorgdraagt voor een basisprogramma van 42,5 uur per week, waarin ten minste 22,5 uur per week aan activiteiten en bezoek worden aangeboden.

De beroepscommissie stelt voorop dat het wenselijk is dat de arbeid zo veel als mogelijk doorgang vindt, maar zij begrijpt dat dit door personeelstekort soms geen doorgang kan vinden.

Het dagprogramma beslaat de periode tussen uitsluiting van de gedetineerden in de ochtend en de insluiting van de gedetineerden voor de nacht (artikel 3, eerste lid, van de Pm). De beroepscommissie gaat uit van het door de directeur overgelegde dagprogramma, waaruit volgt dat er op een doordeweekse dag vier uur en vijftien minuten arbeid is ingeroosterd. Op de dagen dat de arbeid verviel, werd klager pas later uitgesloten en heeft hij één uur extra luchten aangeboden gekregen. Dit betekent dat er in de weken dat de arbeid kwam te vervallen een dagprogramma van 44 uur en 20 minuten werd aangeboden. Hierdoor is geen sprake van een schending van artikel 3, tweede lid, van de Pm. Daarnaast begrijpt de beroepscommissie dat de directeur heeft bezien wat wel en niet mogelijk was, zodat de veiligheid van alle gedetineerden op de afdeling en het personeel kon worden gegarandeerd.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de collectieve beslissing om de arbeid zes keer te laten vervallen niet in strijd is met wet- of regelgeving en ook niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 3 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. L.M. Uljee, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven