Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37915/GA, 7 januari 2025, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          23/37915/GA

Betreft             klager

Datum             7 januari 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 25 april 2023 om hem niet te promoveren naar het plusprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft op 1 december 2023 het beklag ongegrond verklaard (A-2023-250). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager en zijn raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, hebben tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Arnhem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het promoveren en degraderen berust enkel bij de directeur. De schriftelijke mededeling tot niet promoveren is in dit geval niet ondertekend met een handtekening van de directeur, althans dat is niet te verifiëren. De beslissing is opgemaakt en ondertekend door een plaatsvervangend directeur.

Klager neemt – zoals ook volgt uit de beslissing – meer dan voldoende verantwoordelijkheid voor zijn re-integratie. Klager maakt enkel gebruik van zijn klachtrecht en wordt ook regelmatig in het gelijk gesteld. Het indienen van klachten neemt zijn goede gedrag met betrekking tot zijn re-integratieproces niet weg. Klager zou ook telefoonregels hebben overtreden. Klager ontkent langer dan toegestaan met familie te hebben gebeld. Daarnaast mag het klager niet worden verboden om in het Fries te bellen. De (vermeende) overtreding van de telefoonregels kunnen het besluit tot niet promoveren niet dragen. Er blijkt niet van een afdoende belangenafweging.

Standpunt van de directeur

De beslissing tot niet promoveren is ondertekend door de directeur zelf.

De beslissing tot niet promoveren is niet alleen gebaseerd op het hoge aantal ingediende klachten door klager. Dit droeg wel bij aan de indicatie ‘ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting’. Klager heeft ook verschillende documentatie opgevraagd bij verschillende instanties. Volgens de minister maakte klager met zijn (voortdurende) verzoeken misbruik van zijn recht om publieke informatie op te vragen.

Klager heeft daarnaast lang en naar veel verschillende nummers gebeld. Deze nummers waren niet bij de directeur kenbaar gemaakt. Omdat er geen noodzaak is voor klager om in de Friese taal te spreken nu zijn contacten de Nederlandse taal beheersen en het vertaalbureau bovendien geen mogelijkheden biedt tot het vertalen van de Friese taal, is met klager afgesproken dat hij alle telefoongesprekken in het Nederlands zou voeren. Klager heeft zich hier echter niet aan gehouden.

 

3. De beoordeling

Verzoek van klagers raadsvrouw

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Ondertekening van de beslissing

Van belang is dat de functietitel kan worden gekoppeld aan de persoon die de functie uitoefent, zodat duidelijk is dat sprake is van een bevoegd genomen beslissing (juiste functie en juiste persoon). De directeur kan om hem moverende redenen ervoor kiezen geen naam onder de beslissing te vermelden en deze enkel te voorzien van een handtekening, zolang duidelijk is of kan worden gemaakt dat de beslissing is genomen door een daartoe bevoegd persoon. De directeur kan in beklag en beroep in de gelegenheid worden gesteld daarover uitsluitsel te geven (vergelijk RSJ 1 augustus 2024, 23/38160/GA en 23/38229/GA).

Klager meent dat sprake is van een onbevoegd genomen beslissing, omdat de beslissing niet is ondertekend door de directeur, maar door de plaatsvervangend directeur. Onderaan de beslissing staat: “De (plv) vestigingsdirecteur, X”. De beslissing is ook voorzien van een handtekening. De directeur heeft in de beklag- en beroepsprocedure toegelicht dat de beslissing tot niet promoveren door hem genomen en ondertekend is. De beroepscommissie ziet geen reden daaraan te twijfelen. De beslissing is naar het oordeel van de beroepscommissie door de juiste persoon genomen. De directeur mag deze beslissing immers nemen. De beroepscommissie komt daarom tot de conclusie dat geen sprake is van een onbevoegd genomen beslissing. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag in zoverre terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Het ongewenste gedrag

Uit de beslissing volgt dat klager niet in aanmerking kwam voor promotie naar het plusprogramma om de volgende redenen. Klager heeft aangegeven de juridische strijd aan te gaan en deed veel verzoeken, zowel aan externe organisaties als aan de PI Arnhem. Klager frustreerde hiermee verschillende systemen. Volgens de minister maakte klager zelfs misbruik van het recht om publieke informatie op te vragen. Daarbij belde klager lang en naar veel verschillende nummers, die hij niet bij de directeur kenbaar heeft gemaakt. De afspraak was dat klager in het Nederlands zou bellen, maar hij heeft zich – door in het Fries te bellen – niet aan deze afspraak gehouden. Dit gedrag was in strijd met de opgelegde toezichtmaatregelen en maakte monitoring van de gesprekken onmogelijk. Aan klager is hiervoor ook een disciplinaire straf opgelegd.

De beroepscommissie begrijpt dat het voor de PI Arnhem frustrerend is dat klager uitzonderlijk veel klachten indient en bij verschillende instanties verzoeken blijft doen. Hoewel klager het recht heeft om beklag in te stellen, overschrijdt hij met dit gedrag de grenzen van wat nog redelijk is te noemen en hij laat zich daar niet op aanspreken.  De beroepscommissie betrekt daarbij de uitspraak van klager ‘de juridische strijd aan te gaan’. De directeur heeft dit gedrag van klager in dit geval mede ten grondslag kunnen leggen aan de bestreden beslissing.

Uit het dossier volgt dat klager ook – in strijd met de aan hem opgelegde toezichtmaatregelen – lang en/of met onbekende nummers en/of in het Fries belt. Dit zou (ook) gekwalificeerd kunnen worden als ongewenst gedrag (namelijk: een gedetineerde houdt zich niet aan afspraken) zoals bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Artikel 1d, vierde lid, van de Regeling bepaalt dat indien de gedetineerde die is gepromoveerd, niet het in de categorie “re‑integratie/resocialisatie” en de categorie “verblijf en leefbaarheid” van bijlage 1 bij deze Regeling beschreven gewenste gedrag laat zien, de directeur kan besluiten tot degradatie. Indien klagers gedrag als ‘ongewenst’ dient te worden aangemerkt, dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging te maken. De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval sprake is van een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging, waarbij ook de positieve aspecten van klagers gedrag zijn betrokken. De beslissing tot niet promoveren kan, gelet op het gedrag van klager, alles afwegend niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 7 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, mr. B. van der Werf en mr. S.C.M. Wouda van Velzen, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven