Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2646/TB, 4 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2646/TB

betreft: [klager] datum: 4 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 8 oktober 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. L.E. Calis om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC De Kijvelanden te Portugaal (hierna: de Kijvelanden).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 5 december 2005 is hij geplaatst in FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de Rooyse Wissel). Deze inrichting
heeft op 10 maart 2008 verzocht om herselectie van klager. De Staatssecretaris heeft vervolgens op 8 oktober 2008 beslist klager over te plaatsen naar de Kijvelanden. Deze overplaatsing is blijkens telefonische mededeling van 20 januari 2009 van de
patiëntenadministratie van de Kijvelanden op 16 oktober 2008 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft de bestreden beslissing ontvangen op de dag dat hij is overgeplaatst en heeft die dag onverwijld beroep ingesteld. Daar klager afdelingsarrest had, heeft hij het beroepschrift aan het personeel overhandigd met het verzoek dit per
ommegaande
in te dienen.
Klagers vriendin, hun zevenjarige dochter en het grootste deel van zijn netwerk wonen in Almere, Amsterdam en Lelystad. Om die reden wil hij graag in de Oostvaarderskliniek in Almere of de Dr. Henri van der Hoevenkliniek in Utrecht geplaatst worden. In
de Rooyse Wissel is telkens bij klager benadrukt dat hij en zijn vriendin langdurige relatie- en gezinstherapieën moeten volgen omdat dit een essentieel onderdeel betreft voor een mogelijke terugkeer van klager in de maatschappij. Hij wil graag een
hechte vader/dochter relatie opbouwen en een actieve rol in zijn dochters leven spelen. Wat betreft werk, oppas en financiën is het moeilijk voor zijn vriendin om regelmatig de grote afstand van Almere naar Rotterdam te overbruggen. Zij is afhankelijk
van het openbaar vervoer. Het is in het belang van klagers behandeling dat hij wordt geplaatst in de regio waar zijn vriendin en dochter wonen. De bestreden beslissing is derhalve in strijd met het in artikel 8 EVRM neergelegde recht op het onderhouden
van een gezinsleven.
Verder heeft hij vernomen dat de Kijvelanden een dochterkliniek is van de Rooyse Wissel. Nu zijn behandeling in de Rooyse Wissel is vastgelopen, is hij bang dat hij in de Kijvelanden geen eerlijke kans op een nieuwe behandeling krijgt.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Het beroepschrift tegen de beslissing van 8 oktober 2008 is niet tijdig ingediend, nu deze pas op 21 oktober 2008 door de beroepscommissie ontvangen. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
Indien de beroepscommissie anders oordeelt, is het beroep ongegrond op de grond dat de overplaatsingsbeslissing in redelijkheid kon worden genomen. Aan die beslissing ligt het verzoek tot herselectie van de Rooyse Wissel ten grondslag. Aanleiding is
de ontstane vertrouwensbreuk tussen klager en zijn behandelaars, alsmede klagers weigerachtige opstelling ten aanzien van de behandeling. Klager is volgens de aselecte plaatsingssystematiek in de Kijvelanden geplaatst om geen verdere vertraging in de
behandeling op te lopen. Hoewel begrijpelijk is dat klager voorkeur heeft voor plaatsing in de regio van zijn sociale netwerk, kan daaraan geen gehoor worden gegeven vanwege het huidige capaciteitsprobleem. Volgens vaste jurisprudentie van de
beroepscommissie gaat het belang van een snelle plaatsing voor regionale voorkeur. Niet gebleken is dat klagers wens tot plaatsing dichterbij Almere uit het oogpunt van behandeling en resocialisatie thans dermate dringend is dat deze boven het belang
van een spoedige plaatsing en vervolg van behandeling dient te gaan. Als het in het kader van de resocialisatie noodzakelijk mocht blijken om de gezinsbanden aan te halen, zal dit uiteraard een plaats krijgen in zijn behandeling. Indien de behandelende
inrichting dit noodzakelijk acht kan een eventueel resocialisatietraject worden uitgezet in de woonplaats van klager. Overigens is de afstand Almere-Rotterdam beperkt in vergelijking met de afstand tot veel andere tbs-inrichtingen.
De Kijvelanden is een onafhankelijke tbs-inrichting met professionele medewerkers, die klager wel degelijk een eerlijke behandelkans zullen bieden.

4. De beoordeling
Reeds nu niet vast staat op welke datum de bestreden overplaatsingsbeslissing aan klager is uitgereikt, kan niet worden uitgesloten dat hij, zoals klager heeft gesteld, de beslissing op 16 oktober 2008 heeft ontvangen en tijdig beroep heeft ingesteld.
Klager kan om die reden in zijn beroep worden ontvangen.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het herselectieverzoek van de Rooyse Wissel met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens
omtrent
het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.

Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden van zijn vriendin, hun dochter en zijn verdere sociale netwerk en het behandelbelang van contact met zijn vriendin kan niet tot een ander oordeel leiden. Indien in alle gevallen rekening zou
worden gehouden met de regionale voorkeur van tbs-gestelden, zou dit gezien het aantal beschikbare tbs-plaatsen leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging van de passantentermijn. Het belang dat
tbs-gestelden zo snel mogelijk worden geplaatst opdat hun behandeling zo spoedig mogelijk kan aanvangen of kan worden voortgezet weegt daarom in de regel zwaarder dan eventuele regionale voorkeur. Volgens de Staatssecretaris kon klager het snelst
geplaatst worden in de Kijvelanden. De beroepscommissie is verder niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van
bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren boven het belang van een overplaatsing op korte termijn in de Kijvelanden. Uit het herselectieverzoek van 10 maart 2008 blijkt dat de Rooyse Wissel het noodzakelijk achtte om bezoeken van zijn vriendin
te
begeleiden, maar blijkt niet dat in de Rooyse Wissel sprake was van daadwerkelijke relatietherapie of de noodzaak om die therapie op te starten. Op pagina 15 van het herselectieverzoek wordt in dit verband slechts vermeld dat de toekomst uit zal moeten
gaan wijzen in hoeverre klager verantwoordelijkheid kan nemen en dragen voor de opvoeding van hun op 5 maart 2008 geboren dochter, dat de mogelijkheid tot terugtrekking in deze niet kan worden onderschat gezien de aanwezige forse problematiek van
klager
en dat alertheid daarin noodzakelijk is. Het is aan de Kijvelanden te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang zal zijn dat zijn vriendin, hun dochter en andere familieleden daarbij zullen worden betrokken. De wijze
waarop
door een tbs-inrichting invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie.
In het licht van het vorenstaande kan niet worden geoordeeld dat de bestreden overplaatsingsbeslissing een schending oplevert van het in artikel 8 EVRM neergelegde recht op respect voor het familie- en gezinsleven.

Klagers stelling dat hij in de Kijvelanden geen eerlijke nieuwe behandelkans zal krijgen kan evenmin tot een ander oordeel leiden, nu voor de aannemelijkheid daarvan geen grond aanwezig is. De Kijvelanden is immers, in tegenstelling tot klagers betoog,
geen dochterkliniek van de Rooyse Wissel, maar een onafhankelijke tbs-inrichting.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager over te plaatsen naar de Kijvelanden niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven