Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/42391/GB, 31 december 2024, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/42391/GB

Betreft             [klager]

Datum             31 december 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 14 juni 2024 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 30 juli 2024 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. P.P.E. Buchele, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is onvoldoende rekening gehouden met klagers persoonlijke omstandigheden. Klager is nog erg jong en woonde voor zijn detentie nog bij zijn ouders. Hij ontvangt daarom graag regelmatig bezoek van hen. Klagers familie is afhankelijk van het openbaar vervoer en kan hem daarom moeilijk bezoeken in de PI Zwolle. Voor hen bedraagt de reistijd naar de PI Zwolle ruim 1,5 uur enkele reis, terwijl die naar de PI Achterhoek te Zutphen slechts 45 minuten is. Dit resulteert in een verdubbeling van de totale reistijd (ruim 3 uur retour naar PI Zwolle tegenover 1,5 uur retour naar de PI Achterhoek), waardoor regelmatig bezoek onhaalbaar wordt. Daarnaast verblijft er in de PI Achterhoek geen medeverdachte.

Standpunt van verweerder

De stelling dat klager vóór detentie bij zijn ouders woonde, klopt niet. Hij woonde sinds juni 2023 niet meer bij hen en verbleef elders. Het contact met zijn ouders is inmiddels hersteld en zij bezoeken hem regelmatig. De reisafstand tussen Arnhem en Zwolle is daarnaast niet onredelijk. Dat klagers ouders afhankelijk zouden zijn van het openbaar vervoer, waardoor sprake zou zijn van een langere reisduur, doet daar niet aan af.

Er is sprake van een landelijk capaciteitstekort en ook de PI Achterhoek heeft een wachtlijst. Klager heeft nog maar een strafrestant van zes maanden. Daarnaast heeft hij in de PI Zwolle belangrijke stappen gezet in zijn re‑integratie, en een overplaatsing kort voor de einddatum van zijn detentie zou dit traject verstoren.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Arnhem. Op 18 juni 2024 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Zwolle, omdat samenplaatsing met een medeverdachte uit de strafzaak ongewenst werd geacht. Het bezwaar (en beroep) van klager richt zich niet tegen de reden van de overplaatsing, maar tegen de inrichting waarnaar hij is overgeplaatst. Hij wenst te worden overgeplaatst naar de PI Achterhoek.

De regelgeving

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Klagers vestigingsadres ligt in het arrondissement Gelderland. De PI Zwolle ligt in een aanpalend arrondissement, terwijl de inrichting van klagers voorkeur wel in dit arrondissement ligt. De bestreden beslissing is dus niet conform de Regeling.

De inhoudelijke beoordeling

De beroepscommissie begrijpt dat klager graag vaker bezoek zou willen ontvangen van zijn familie en dat hij daarom naar de PI Achterhoek overgeplaatst wil worden. Uit de stukken volgt echter dat er ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing in de PI Achterhoek onvoldoende celcapaciteit was. In beroep voert verweerder aan dat er nog steeds een wachtlijst is bij de PI Achterhoek.

De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen om klager niet over te plaatsen naar de PI Achterhoek, gelet op het gebrek aan capaciteit. De beroepscommissie is daarnaast van oordeel dat het ook niet in de rede ligt om klager op de wachtlijst voor overplaatsing naar de PI Achterhoek te plaatsen. Klager heeft immers nog slechts een beperkt strafrestant en werkt in de PI Zwolle aan zijn re-integratie. Plaatsing op de wachtlijst, met een mogelijke overplaatsing naar de PI Achterhoek als gevolg, zal dit traject in de laatste fase verstoren. De beroepscommissie is met verweerder van oordeel dat dit onwenselijk is.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 31 december 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. L. Veerkamp, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven