Nummer 24/43282/GV
Betreft [klager]
Datum 24 december 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De – zo begrijpt de beroepscommissie – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 10 september 2024 aan klager strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) verleend.
Klagers raadsvrouw, mr. E. van de Rakt, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
Klager is sinds 28 juni 2023 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens opzetheling en (poging tot) diefstal. De datum waarop klager in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 16 mei 2025.
Op grond van artikel 40a, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan aan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend.
Verweerder heeft aan klager strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling verleend, maar stelt in beroep dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die aan uitzetting in de weg staan. De Dienst Terugkeer & Vertrek heeft namelijk aangegeven dat niet wordt overgegaan tot klagers uitzetting, gelet op het medisch advies van de medisch adviseur bij het Bureau Medische Advisering van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Verweerder heeft daarom verzocht het beroep gegrond te verklaren. Overigens zou er volgens verweerder geen sprake zijn van rechtmatig verblijf in Nederland, zoals bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.
De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat op dit moment wel degelijk sprake is van rechtmatig verblijf in Nederland, namelijk op grond van artikel 8, aanhef en onder j, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit volgt onder meer uit de overgelegde beschikking van de Minister van Asiel en Migratie van 29 oktober 2024. Ook in de strafrechtketendatabank staat dat klager op dit moment rechtmatig verblijf heeft (op aanwijzing van de Minister van Justitie).
Omdat de status van klager voor wat betreft zijn rechtmatig verblijf in Nederland is veranderd, is de grondslag voor het verlenen van strafonderbreking als bedoeld in artikel 40a van de Regeling komen te vervallen. De bestreden beslissing is om die reden in strijd met de wet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij ziet geen aanleiding om verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen dan wel aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 24 december 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter