Nummer 24/40916/GA
Betreft [klager]
Datum 16 januari 2025
Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet plaatsen van klager in een gevangenis.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 16 mei 2024 het beklag ongegrond verklaard (PL2023/1081). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. V.P.J. Tuma, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Lelystad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
Klagers raadsman heeft op 14 september 2023 een bezwaarschrift tegen het niet plaatsen van klager in een gevangenis ingediend bij de Divisie Individuele Zaken (DIZ). DIZ heeft gereageerd dat zij het bezwaarschrift niet in behandeling kan nemen en het bezwaar moet worden gericht aan de inrichting, omdat de inrichting geen selectieadvies heeft opgestuurd. Vervolgens heeft klagers raadsman het bezwaarschrift opgestuurd naar de beklagcommissie. De beroepscommissie zal het beklag, net zoals de beklagcommissie, opvatten als gericht tegen het niet opmaken van een selectieadvies voor plaatsing in een gevangenisregime.
Klager verbleef in een huis van bewaring (HVB) en kwam per 31 augustus 2023 in aanmerking voor plaatsing in een gevangenis. De directeur heeft besloten om geen selectieadvies op te maken om naar de selectiefunctionaris te sturen, omdat klager een strafrestant had van 27 dagen. Volgens de directeur neemt het maken van een selectieadvies al gauw twee weken in beslag en daarna heeft de selectiefunctionaris nog een termijn van zes weken om een beslissing te nemen. Ook is het de vraag of er gelijk plek was geweest in een gevangenis, vanwege wachtlijsten.
Als een gedetineerde wordt veroordeeld tot een vrijheidsstraf, moet hij bij een verblijf in een HVB worden voorgesteld voor een plaatsing in een gevangenis. Vanuit de inrichting wordt een selectieadvies uitgebracht en op basis van dat advies neemt de selectiefunctionaris een beslissing. Daarna komt de gedetineerde eventueel op een wachtlijst te staan. De inrichting kan dus niet zelfstandig overgaan tot doorplaatsing van een gedetineerde. Zowel het moment waarop de beslissing van de selectiefunctionaris wordt afgegeven als de duur van de wachtlijst die bestaat voor een dergelijke plaatsing, vallen buiten de invloedsfeer van de directeur (vergelijk RSJ 15 april 2024, 23/37860/GB).
Gelet op het voorgaande kan de directeur niet zelfstandig beslissen om geen selectieadvies op te stellen voor plaatsing in een gevangenis. Die beslissing is niet aan de directeur, ook niet als de directeur van mening is dat er te weinig tijd zou zijn voor een doorplaatsing. Daarom moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.
Klager heeft verzocht om een schadevergoeding van €500,-. De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak door de beslissing van de directeur om geen selectieadvies op te stellen. Als sprake is van schade en deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval is de omvang van de schade niet eenvoudig vast te stellen. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor klager andere wegen open.
Nu de directeur heeft nagelaten om de hierboven voorgeschreven procedure (met spoed) te starten, ziet de beroepscommissie wel aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij stelt deze vast op €40,-.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.
Deze uitspraak is op 16 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden,, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter