nummer: 08/2915/TA
betreft: [klager] datum: 4 februari 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraak van 28 oktober 2008 van de beklagcommissie bij het FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 35,= (€ 5,= per week gedurende een periode van zeven weken) toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende voortgezet verblijf in de afzonderingskamer - die niet voldoet aan de
Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen – na het vrijkomen van een reguliere verblijfsruimte, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De tegemoetkoming is te gering omdat hij gedurende zeven weken grote ellende heeft ondervonden. Hij heeft geen foto’s van zijn kinderen kunnen ophangen omdat er geen prikbord was. Daar er maar één stopcontact was, moest hij telkens de stekkers
verwisselen als hij bijvoorbeeld televisie wilde kijken of muziek wilde luisteren. Als gevolg van de slechte ventilatie door verstopte roosters had hij iedere dag hoofdpijn en moest hij vanwege veelvuldig zweten iedere dag zijn beddegoed wassen. Omdat
hij apart van de afdeling zat, vergat het personeel hem vaak. Gedurende zeven weken heeft hij iedere dag over al deze punten geklaagd. Hij heeft personeelslid C. verscheidene keren aan zijn beddegoed laten voelen, zodat men wist dat hij niet loog.
Iedere patiënt heeft een wasdag, maar als de patiënt eerder klaar is mogen andere patiënten wassen. De afzonderingsruimte is pas na de gegrondverklaring van zijn klacht door de beklagcomissie aangepast. Klager heeft al het mogelijke gedaan om de
situatie bespreekbaar te maken. Door de opstelling van de inrichting heeft hij het gevoel dat hij nog meer wordt gestraft voor de fouten die de inrichting zelf heeft gemaakt.
Klager acht een tegemoetkoming van € 5,= per dag gedurende zeven weken meer passend.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het volgende standpunt ingenomen.
De aan klager toegekende tegemoetkoming is een passende vergoeding. Daarnaast heeft de afdeling stappen ondernomen om op de betreffende afzonderingskamer een stopcontact en een prikbord te plaatsen.
Ten overvloede geldt nog dat klager in gesprekken met de afdeling niet heeft laten weten dat er ongenoegens waren ten aanzien van de afzonderingskamer. Hierdoor heeft de afdeling niet de mogelijkheid gehad om te kijken naar alternatieven om de kleine
ongemakken op te lossen. Op de afdeling geldt de regel dat patiënten slechts een keer per week kunnen wassen en dat het draaien van een extra was alleen in overleg mogelijk is. Klager heeft geen verzoek om het draaien van een extra was ingediend.
Verder
is het enkele malen voorgekomen dat klager iets langer op uitsluiting heeft moeten wachten dan patiënten op de afdeling, maar vaak werd hij na tien minuten alsnog uitgesloten.
De inrichting betreurt het dat een en ander op een voor klager zeer onprettige wijze is verlopen. Doordat klager hierover niet in gesprek is gegaan, is de inrichting niet in de gelegenheid gesteld om het een en ander te veranderen.
3. De beoordeling
Uit de stukken komt naar voren dat klager in overleg met de inrichting en met zijn toestemming vanwege geluidsoverlast van een medepatiënt van zijn reguliere verblijfsruimte op de afdeling voor zeer intensieve zorg is verhuisd naar een
afzonderingskamer, die hij tevoren had gezien.
De beklagcommissie heeft het beklag, gericht tegen het voortduren van het verblijf op die afzonderingskamer na het vrijkomen van een reguliere verblijfsruimte, gegrond verklaard op de gronden dat klager heeft verzocht om overplaatsing naar die
reguliere
verblijfsruimte, maar de inrichting heeft nagelaten om daarover met klager in overleg te gaan en onweersproken is dat de afzonderingsruimte niet geheel voldeed aan de in de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen
genoemde
vereisten.
De inrichting heeft geen beroep ingesteld tegen de gegrondverkaring van het beklag, zodat de beroepscommissie dient uit te gaan van de door de beklagcommissie vastgestelde feiten.
Uit die feiten komt naar voren dat de tegemoetkoming ziet op het door klager ondervonden ongemak van de omstandigheid dat hij zeven weken langer dan hij wenste heeft moeten verblijven in de bedoelde afzonderingskamer, omdat de inrichting geen overleg
met hem heeft gevoerd over zijn verzoek tot plaatsing in de vrijgekomen reguliere verblijfsruimte. In zijn klaagschrift heeft klager aangegeven dat hij na het vrijkomen van een reguliere verblijfsruimte om plaatsing daarin heeft verzocht, met name
omdat
hij vanwege gebrekkige ventilatie hoofdpijn heeft, hij maar één stopcontact heeft en hij geen prikbord heeft om foto’s van zijn kinderen op te kunnen hangen.
Een tegemoetkoming van € 5,= per week moet onder die omstandigheden als te laag worden aangemerkt.
De beroepscommissie kan zich dan ook niet verenigen met de toegekende tegemoetkoming.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een hogere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 105,= (€ 15,= per week).
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 105,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 februari 2009
secretaris voorzitter