Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2690/GB, 20 januari 2009, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/2690/GB

Betreft: [klager] datum: 20 januari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. Jonge Vos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 oktober 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) met regimair verlof afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 24 januari 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring/ISD Utrecht te Nieuwegein. Op 21 mei 2008 is hij geplaatst in unit B van de gevangenis Tilburg (hierna b.b.i. Tilburg), waar een regime van algehele gemeenschap geldt
en
een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling).

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek is afgewezen vanwege het feit dat een ongewenstverklaring voor klager is opgestuurd naar de IND. Klager is nimmer op de hoogte gesteld van een op handen zijnde ongewenstverklaring dan wel het voornemen om hem na detentie uit te zetten.
Klager beschikt nog steeds over een verblijfsvergunning tot 13 februari 2011. Het is dan ook bij klager niet duidelijk op basis waarvan hij uitgezet zou (kunnen) worden.
Er is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 4, aanhef en onder l., van de Regeling.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is, omdat er een aanvraag is gedaan voor het intrekken van zijn verblijfsvergunning en het feit dat hij niet beschikte over een aanvaardbaar verlofadres, geplaatst in de b.b.i. Tilburg, waar hij in het kader van artikel 20 van de Regeling is
uitgesloten van regimegebonden verlof. Vanuit laatstgenoemde inrichting is het voorstel gedaan om hem te plaatsen in de b.b.i. Tilburg met regimegebonden verlof. Het verlofadres is wederom benaderd en dit keer heeft de bewoonster wel gereageerd. De
politie Rotterdam heeft een positief advies gegeven ten aanzien van het verlofadres. De ongewenstverklaring van klager is nog steeds in behandeling bij de IND. Omdat klagers uitspraak nog niet onherroepelijk is, klager is in hoger beroep, verblijft hij
nog rechtmatig in Nederland en staat nog niet vast of hij kan worden uitgezet of uitgeleverd. De Vreemdelingenpolitie Rotterdam heeft aangegeven dat zij klager na einddatum detentie zullen overnemen. Tijdens zijn detentie heeft klager nimmer bezoek
ontvangen. Over zijn sociale achtergrond is zeer weinig bekend. Klager heeft in gesprekken met het b.s.d. hier weinig over losgelaten. Hij is niet getrouwd en heeft geen kinderen. Hij heeft geen sociaal netwerk in Nederland. Sinds 3 december 2007 heeft
hij geen verblijfsadres meer. Gelet op het bovenstaande lijkt klager niet geschikt om in een b.b.i. met verlofmogelijkheden te verblijven.

3.3. Door een medewerker van het b.s.d. van de p.i. Tilburg is op 13 januari 2009 aan het secretariaat van de Raad meegedeeld dat de vreemdelingenpolitie Rotterdam heeft aangegeven dat nog niet beslist is op het voorstel om klager ongewenst te
verklaren en dat klager na detentie zal worden overgenomen.

4. De beoordeling
Uit de onder 3.3 vermelde toelichting volgt dat de procedure tot ongewenstverklaring van klager nog steeds loopt. Gelet op het bepaalde in artikel 4, aanhef en onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting vormt dit een contra-indicatie
om aan klager (regimair) verlof te verlenen en kan klager derhalve niet geplaatst worden in een b.b.i. met regimaire verlofmogelijkheden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle
in
aanmerking komende belangen, derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 januari 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven