Nummer 24/45302/SGA
Betreft verzoeker
Datum 20 december 2024
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van het Justitieel Complex Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 17 december 2024 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve uitslag van een bij verzoeker uitgevoerd urineonderzoek, ingaande op 17 december 2024 om 16.00 uur en eindigend op 22 december 2024 om 16.00 uur.
Verzoekers raadsman, mr. R. Pothast, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (ZO-2024-480).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de stukken komt naar voren dat op 2 december 2024 een urinecontrole bij verzoeker is uitgevoerd waarbij de urine te waterig bleek (de voorzitter begrijpt: dat het kreatininegehalte in de urine lager was dan 2,0 mmol/l) en dat op 6 december 2024 een herhalingsonderzoek is uitgevoerd waarbij dat wederom het geval was. De directeur vermoedde dat verzoeker (soft)drugs had gebruikt en heeft daarom (zelf) een bevestigingsonderzoek aangevraagd. De uitslag van dat onderzoek was positief op cannaboïden (THC) met een waarde van 32 ng/ml, terwijl de afkapwaarde bij een bevestigingsonderzoek 15 ng/ml is. De vorige positieve uitslag van een bij verzoeker uitgevoerde urinecontrole dateert van 30 oktober 2024, waarbij de THC-waarde 131 ug/l was. Volgens de directeur kan daarom geen sprake zijn van afbouw. Verzoeker betwist te hebben geblowd en stelt dat wél sprake is van afbouw.
De voorzitter overweegt dat, nog daargelaten dat de directeur zelf heeft besloten een bevestigingsonderzoek te laten uitvoeren – de beroepscommissie overwoog ten aanzien daarvan in RSJ 16 april 2024, 23/35857/GA dat het de gedetineerde is aan wie het recht op een (herhalings- en) bevestigingsonderzoek is toegekend (en niet de directeur) en dat een op deze wijze verkregen uitslag geen basis kan bieden om een disciplinaire straf op te leggen –, volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie voor de beantwoording van de vraag of sprake is van bijgebruik van cannabis (THC) dient te worden uitgegaan van de THC-kreatinineratio en dat bij de berekening dient te worden uitgegaan van het voor gedetineerden meest gunstige model, namelijk een halfwaardetijd van maximaal veertien dagen. Als de ratio na veertien dagen niet is gehalveerd, is bijgebruik van cannabis aannemelijk (vergelijk
RSJ 16 december 2015, 14/4759/GA en RSJ 30 maart 2021, R-20/8567/GA). Het is de voorzitter op basis van de stukken en de door de directeur gegeven toelichting niet gebleken dat om te bepalen of in verzoekers geval sprake is van bijgebruik of afbouw van cannabis rekening is gehouden met de hiervoor genoemde THC-kreatinineratio – die de voorzitter ook niet bekend is. De voorzitter acht dan ook onvoldoende aannemelijk geworden dat in verzoekers geval sprake is van bijgebruik. Dat maakt dat de beslissing van de directeur om verzoeker de bestreden disciplinaire straf op te leggen zodanig onredelijk en onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan te schorsen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 20 december 2024 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.
secretaris voorzitter