Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/44901/SGA, 4 december 2024, schorsing
Uitspraakdatum:04-12-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/44901/SGA

Betreft verzoeker

Datum 4 december 2024

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Achterhoek te Zutphen (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie en celtelefonie, vanwege een positieve uitslag op het gebruik van cannabis bij een urinecontrole, ingaande op 28 november 2024 om 10:50 uur en eindigend op 5 december 2024 om 10:50 uur.

Verzoekers raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat sprake is van afbouw van het gebruik van cannabis.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 27 november 2024, komt naar voren dat verzoeker softdrugs heeft gebruikt. Op 17 oktober 2024 is een urinecontrole bij verzoeker uitgevoerd. De uitslag was positief op het gebruik van cannabis (374 ug/l). Op 12 november 2024 is wederom een urinecontrole bij verzoeker uitgevoerd. De uitslag was positief op het gebruik van cannabis (172 ug/l). Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker gekozen voor een herhalingsonderzoek. De uitslag van het herhalingsonderzoek was ook positief op het gebruik van cannabis (158 ug/l). Gelet op het tijdsverloop van vier weken tussen de urinecontroles is volgens de directeur overduidelijk geen sprake van afbouw.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient voor de beantwoording van de vraag of sprake is van bijgebruik van cannabis (THC) te worden uitgegaan van de THC/kreatinineratio en moet bij de berekening worden uitgegaan van het voor gedetineerden meest gunstige model, namelijk een halfwaardetijd van maximaal veertien dagen. Als de ratio na veertien dagen niet is gehalveerd, is bijgebruik van cannabis aannemelijk (vergelijk RSJ 16 december 2015, 14/4759/GA en RSJ 30 maart 2021, R-20/8567/GA).

Uit de bijgevoegde uitslagen van de op 17 oktober 2024 en 12 november 2024 bij verzoeker uitgevoerde urinecontroles volgt dat de THC/kreatinineratio in een periode van (nog geen) vier weken meer dan twee keer is gehalveerd. Op basis van de inlichtingen van de directeur is het de voorzitter niet gebleken dat rekening is gehouden met de hiervoor genoemde ratio om te bepalen of in verzoekers geval sprake is van bijgebruik of afbouw van cannabis. Er wordt daarmee dan ook voorbij gegaan aan de bovengenoemde jurisprudentie van de beroepscommissie en de omstandigheid dat een positieve uitslag na een urinecontrole dus niet direct strafwaardig gedrag – in de zin van (bij)gebruik van drugs – hoeft op te leveren wanneer sprake is van afbouw. Tegen de achtergrond van het voorgaande is naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van bijgebruik. 

Gelet op het voorgaande is de beslissing van de directeur om verzoeker de bestreden disciplinaire straf op te leggen zodanig onredelijk en onbillijk dat er een spoedeisend belang is om de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan te schorsen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 4 december 2024 gedaan door mr. M.J. Vos, voorzitter, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven