Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37693/GA, 29 januari 2025, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/37693/GA

Betreft [klager]

Datum 29 januari 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het weigeren plaats te nemen in een meerpersoonscel (MPC), ingaande op 29 augustus 2023.

De beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft op 24 november 2023 het beklag ongegrond verklaard (Nh-2023/390). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.M. Veld, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Norgerhaven (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

 

Standpunt van klager

Klager is overgeplaatst van de penitentiaire inrichting (PI) Leeuwarden naar de locatie Norgerhaven. In de locatie Norgerhaven heeft klager bij het personeel en de medische dienst meermalen aangegeven psychische problemen te hebben, dat hij in de PI Leeuwarden over een contra-indicatie voor plaatsing in een MPC beschikte en in een eenpersoonscel verbleef. Het is onredelijk dat klager in een strafcel werd geplaatst zonder het bericht van een inrichtingsarts over het aanwezig zijn van die contra-indicatie af te wachten. De directeur had navraag moeten doen bij de vorige inrichting (RSJ 12 juli 2016, 16/1050/GA). 

De directeur stelt dat de contra-indicatie niet stond opgenomen in het selectieadvies. De directeur heeft op grond van de artikelen 5 en 42 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) echter een zorgplicht ten aanzien van de in zijn inrichting verblijvende gedetineerden. Het lag op zijn weg om de door klager aangedragen informatie over zijn gezondheidsklachten nader te onderzoeken. De beslissing tot plaatsing in een MPC is niet met de nodige zorgvuldigheid tot stand gekomen. Dit volgt al uit het feit dat een dag na het opleggen van de straf de contra-indicatie alsnog is afgegeven.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen van € 20,- voor iedere dag die hij in isolatie heeft gezeten.

 

Standpunt van de directeur

De directeur blijft bij zijn eerder ingediende verweerschrift.

 

3. De beoordeling

Juridisch kader

Op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid, in samenhang met artikel 50, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een disciplinaire straf op te leggen vanwege feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Voor het weigeren om plaats te nemen in een MPC kan een disciplinaire straf worden opgelegd.

Voor de plaatsing in een MPC gelden bepaalde criteria die zijn opgenomen in de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Om te bepalen of een gedetineerde geschikt is voor plaatsing in een MPC zijn in artikel 11a van de Regeling contra-indicaties opgenomen. Het uitgangspunt is dat iedere gedetineerde in aanmerking komt voor plaatsing in een MPC, tenzij er sprake is van contra-indicaties. Deze contra-indicaties zien op de psychische gestoordheid van een gedetineerde, diens verslavingsproblematiek, gezondheidstoestand en gedragsproblematiek en ook op de achtergrond van het door de gedetineerde gepleegde delict en de aan hem opgelegde beperkingen. De contra-indicaties zijn slechts wegingsfactoren en geen absolute uitsluitingsgronden.

 

Inlichtingen directeur

Uit de inlichtingen van de directeur in beklag is gebleken dat klager heeft geweigerd plaats te nemen in een MPC, toen hem dit werd gezegd. Klager vertelde het afdelingspersoneel dat hij niet in een MPC geplaatst kon worden, omdat hij over een contra-indicatie beschikte. Een contra-indicatie was bij de directeur echter niet bekend. Omdat in het selectieadvies uitdrukkelijk stond opgenomen dat er geen sprake was van een contra-indicatie, is nader onderzoek in het geval van klager achterwege gebleven. Daarom is klager een disciplinaire straf opgelegd, waarbij hij na vier dagen de mogelijkheid had om vrijwillig in een MPC geplaatst te worden. Klager heeft echter op 30 augustus 2023 alsnog een contra-indicatie gekregen en is teruggegaan naar zijn eigen cel.

In het selectieadvies van klager van 30 juni 2023 staat opgenomen dat er geen sprake is van een contra-indicatie die plaatsing met meerdere gedetineerden in één cel in de weg staat. Bij ‘lichamelijke en geestelijke gesteldheid’ staat dat er geen bijzonderheden bekend zijn en “betrokkene is MPC geschikt bevonden en verblijft momenteel in een MPC”.  

 

Overwegingen beroepscommissie

De beroepscommissie overweegt dat de directeur een eigen verantwoordelijkheid toekomt bij het plaatsen van een gedetineerde in een MPC. Van de directeur kan en mag dus worden verwacht dat hij, als daartoe aanleiding is, nader onderzoek doet naar een mogelijke contra-indicatie voor plaatsing in een MPC voordat wordt overgegaan tot oplegging van een disciplinaire straf aan die gedetineerde wegens zijn weigering in een MPC plaats te nemen (vergelijk RSJ 16 september 2021, R-20/7608/GA).

Uit het dossier blijkt dat de directeur, voordat is besloten klager in een MPC te plaatsen noch nadat klager om die reden had geweigerd plaats te nemen in een MPC, onderzoek heeft gedaan naar klagers stelling dat hij beschikte over een contra-indicatie voor plaatsing in een MPC in de vorige inrichting. Ook eigen onderzoek naar de geschiktheid van klager voor plaatsing in een MPC in de inrichting zelf heeft volgens mededeling van de directeur niet plaatsgevonden. De directeur heeft in beklag gewezen op het selectieadvies van 30 juni 2023 en toegelicht dat nader onderzoek niet nodig werd geacht, omdat daar, gelet op het selectieadvies, geen aanleiding voor was. De beroepscommissie benadrukt dat de directeur een eigen verantwoordelijkheid heeft en acht de enkele verwijzing naar het selectieadvies van twee maanden eerder in dat kader onvoldoende.

Tegen deze achtergrond kon de directeur niet in redelijkheid beslissen tot het opleggen van de bestreden disciplinaire straf aan klager. Dat klemt temeer nu klager de dag na het opleggen van de straf kennelijk wel voor een contra-indicatie in aanmerking kwam, terwijl de directeur daarover geen verdere toelichting heeft gegeven. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze – nu de disciplinaire straf naar de beroepscommissie begrijpt één dag heeft geduurd – vaststellen op €12,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €12,50.

Deze uitspraak is op 29 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven