Nummer 23/37297/GA
Betreft [klager]
Datum 24 januari 2025
Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het aantreffen van verschillende contrabande (die als wapen gebruikt kunnen worden), ingaande op 31 augustus 2023.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 6 november 2023 het beklag ongegrond verklaard (G-2023-1256 en G-2023-1273). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. H.M.W. Daamen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepsrechter heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
De wijze van horen
In het beroepschrift heeft klagers raadsman aangevoerd dat klager door de directeur niet behoorlijk is gehoord. Aan klager zijn niet de aangetroffen voorwerpen (of een foto daarvan) getoond, zodat klager geen uitleg kon geven over de aangetroffen voorwerpen. De beroepsrechter overweegt hierover als volgt.
Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder k, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens te beslissen omtrent een disciplinaire straf zoals bedoeld in artikel 51 van de Pbw. Artikel 57, tweede lid, van de Pbw bepaalt onder meer dat van het horen van de gedetineerde aantekening wordt gehouden. Uit de memorie van toelichting bij de Pbw (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 70-71) volgt geen nadere toelichting op het begrip ‘aantekening’.
Het heeft wellicht de voorkeur om de aangetroffen voorwerpen of een foto daarvan aan klager te tonen, zodat klager daar op kan reageren. Dit kan ervoor zorgen dat op een later moment misverstanden worden voorkomen. Uit de Pbw vloeit echter geen verplichting voort voor de directeur om dit te doen. Gelet hierop kan de directeur volstaan met de enkele zinsnede in de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf dat klager is gehoord alvorens de beslissing is genomen. Nu uit de beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf blijkt dat klager voorafgaand aan de oplegging van de disciplinaire straf is gehoord, is aan het vereiste van artikel 57 van de Pbw voldaan. De beroepsrechter heeft geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen over het horen in de beslissing is opgenomen. Er is dus geen sprake van een vormverzuim (vergelijk RSJ 27 juli 2023, 22/27782/GA).
Inhoudelijke overweging
De beroepsrechter heeft ook de inhoudelijke gronden uit het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken is de beroepsrechter van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. De beroepsrechter ziet in dit geval geen aanleiding om de inhoudelijke overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.
3. De uitspraak
De beroepsrechter verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 24 januari 2025 gedaan door mr. J.T.W. van Ravenstein, beroepsrechter, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter