Nummer 24/41644/TA
Betreft [klager] (klager)
Datum 6 december 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
het hoofd van FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling)
1. De procedure
Het beklag van klager betreft een vermeende schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens (EVRM), het recht op familieleven, door klager te beperken in het opwaarderen van zijn beltegoed.
De beklagcommissie bij de instelling heeft op 28 juni 2024 het beklag gegrond verklaard
(PN 2024/75). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, en klager (telefonisch) en zijn raadsvrouw gehoord op de zitting van 15 november 2024 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van het hoofd van de instelling
Het beklag van klager is ten onrechte gegrond verklaard. Klager had niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, nu de beslissing van het hoofd van de instelling in het kader van de beheersbevoegdheid is genomen.
Op grond van de beheersbevoegdheid is een maximum gesteld voor het opwaarderen van klagers beltegoed. De beheersbevoegdheid wordt op basis van de situatie van de individuele verpleegde toegepast, het is maatwerk en het hangt af van verschillende omstandigheden die bij de individuele verpleegde kunnen spelen. Dit maakt ook dat hierover geen vaststaande afspraken in de huisregels voor alle verpleegde zijn opgenomen.
Door het behandelteam wordt het vele bellen door klager als extreem gezien. Klager verblijft hierdoor veel op zijn kamer en is uit het zicht van het behandelteam. Voorts wordt er veel geld aan het telefoneren uitgegeven waarbij een risico is op een parasitaire levensstijl. Het netwerk van klager maakt veel geld naar klager over zodat hij kan telefoneren. Het behandelteam acht het van belang dat klager ook verantwoordelijkheid neemt voor zijn financiën en het maken van financieel gezonde keuzes. Klagers beltegoed is beperkt tot 70 euro per week. Klager kan voor dit geld 1400 minuten naar vaste telefoonlijnen of 700 minuten naar mobiele telefoonnummers bellen. Klager wordt ruimschoots in de gelegenheid gesteld om minimaal 10 minuten per week met één of meer personen buiten de instelling te telefoneren, er is geen sprake van een weigering van telefonisch contact met de buitenwereld.
Standpunt van klager
Klager is terecht in zijn beklag ontvangen en het beklag is terecht gegrond verklaard. Het hoofd van de instelling heeft een beslissing genomen, waardoor klager werd beperkt in zijn mogelijkheden om contact te hebben met zijn familie. Hij belt veel, omdat hij ook veel in contact wil zijn met zijn vrouw en kind. Hij mag nu weer zonder beperking bellen. Het kost klager tien cent per minuut om te bellen, totaal ongeveer 70 euro per week. Klager heeft 29 mensen op zijn bellijst. Op dit moment is het voor hem nodig om te kunnen bellen. Ten tijde van de opgelegde beperking moest klager kiezen wie hij mocht bellen, terwijl hij een groot steunend netwerk heeft. Hij wordt ook beperkt in het aantal bezoeken met zijn kind. Het kost klager veel geld om te bellen, maar het is nodig om een goede band op te bouwen met zijn kind.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft de verpleegde, behoudens de in het tweede tot en met vijfde lid, genoemde beperkingen, het recht om ten minste eenmaal per week gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken met personen buiten de instelling te voeren.
In artikel 7.4. van de huisregels van de instelling is geregeld dat de verpleegde tenminste eenmaal per week gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken kan voeren met personen buiten de instelling. De gesprekskosten zijn voor rekening van de verpleegde, tenzij door of namens het hoofd van de instelling anders wordt bepaald.
Uit de stukken en wat ter zitting is besproken, komt naar voren dat geen sprake is van een weigering om te kunnen telefoneren. Door omstandigheden, in het kader van klagers behandeling, heeft het hoofd van de instelling besloten om klagers beltegoed te beperken tot tot 70 euro per week, waarmee hij 1400 minuten naar vaste telefoonlijnen of 700 minuten naar mobiele telefoonnummers kan bellen.
Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van het hoofd van de instelling, zoals hiervoor weergegeven, niet kan worden aangemerkt als een beperking van het in artikel 38 van de Bvt neergelegde recht van een verpleegde om te telefoneren. De bestreden beslissing is dan ook geen beslissing in de zin van artikel 56 van de Bvt, waartegen beklag openstaat. Klager wordt ruimschoots in de gelegenheid gesteld om minimaal tien minuten per week met één of meer personen buiten de instelling te telefoneren. Er is geen sprake van een weigering van telefonisch contact met de buitenwereld en daarmee ook geen schending van artikel 8 van het EVRM.
De beroepscommissie zal daarom het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze uitspraak is op 6 december 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. W.M. van der Vlist en mr. S.C.M. Wouda - van Velzen, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
secretaris voorzitter