Nummer
|
24/42860/GB
|
|
|
|
|
|
|
Betreft
|
[klager]
|
Datum
|
17 december 2024
|
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft op 3 augustus 2024 verzocht om het wijzigen van de voorwaarden die zijn verbonden aan het op 10 april 2024 aan hem verleende re-integratieverlof voor extramurale arbeid in het kader van zijn plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA).
Klagers raadsvrouw, mr. C.G.J.E. Lut, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering van verweerder om een beslissing te nemen op klagers verzoek.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen gedetineerden uitsluitend in een BBA worden geplaatst, als aan hen re‑integratieverlof voor extramurale arbeid is verleend.
Verweerder heeft op 10 april 2024 beslist om klager re-integratieverlof voor extramurale arbeid te verlenen en hem in de BBA van de Penitentiaire Inrichting Middelburg te plaatsen. Aan het re-integratieverlof is onder meer als bijzondere voorwaarde een locatieverbod met elektronische monitoring verbonden. Klager heeft op 3 augustus 2024 verzocht om het wijzigen van de voorwaarden van het verleende re-integratieverlof voor extramurale arbeid, in die zin dat het locatieverbod en de elektronische monitoring komen te vervallen.
De beroepscommissie merkt op dat klagers raadsvrouw zich namens klager beroept op artikel 7a van de Penitentiaire maatregel (Pm). Dat artikel heeft echter betrekking op de deelname van gedetineerden aan een penitentiair programma en is niet van overeenkomstige toepassing op deelname aan een BBA. Overigens staat tegen een beslissing op grond van artikel 7a van de Pm geen rechtsmiddel open (vergelijk RSJ 14 maart 2023, 22/29791/GB).
Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft de gedetineerde het recht tegen een hem betreffende beslissing aangaande verlof, voor zover hiertegen geen beklag ingevolge artikel 60, eerste en tweede lid, openstaat, een met redenen omkleed beroepschrift in te dienen bij de beroepscommissie, als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Pbw. Die beslissing betreft veelal de afwijzing van een verzoek. Andere beslissingen van verweerder aangaande verlof waartegen beroep kan worden ingesteld, zijn bijvoorbeeld de (gedeeltelijke) intrekking, beperking en verplaatsing van een verlof of het verbinden van bijzondere voorwaarden aan een te verlenen verlof.
Klager heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen de beslissing van 10 april 2024, terwijl een verzoek – zoals klager dat heeft gedaan in zijn brief van 3 augustus 2024 – geen wettelijke grondslag heeft. Hoewel het klager vrij staat om een verzoek om wijziging van de voorwaarden bij verweerder in te dienen en het in de rede ligt dat verweerder op een dergelijk verzoek beslist, kan er – gelet op het voorgaande – geen sprake zijn van een (fictieve) weigering van verweerder om op dat verzoek te beslissen. Klager moet daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep worden verklaard.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat er in dit geval door de plaatsvervangend directeur van de inrichting aan klager wel uiteen is gezet waarom de voorwaarden aan hem zijn opgelegd.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 17 december 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. G.C. Bos, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter