Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/42485/GB, 24 december 2024, beroep
Uitspraakdatum:24-12-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           24/42485/GB

Betreft              [klager]

Datum              24 december 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA).

De – zo begrijpt de beroepscommissie – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 31 juli 2024 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. S.N.M. Lousberg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

 

2. De beoordeling

Klager is sinds 20 november 2023 gedetineerd. Hij is voorlopig gehecht vanwege een niet-onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens diefstal, bedreiging met geweld, deelname aan een criminele organisatie en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Op basis van de niet-onherroepelijke veroordeling zou klager op 17 mei 2025 (voorwaardelijk) in vrijheid worden gesteld.

 

De regelgeving

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen gedetineerden uitsluitend in een BBA worden geplaatst, als aan hen re-integratieverlof voor extramurale arbeid is verleend. Op grond van artikel 20ab van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) gelden daarvoor de volgende voorwaarden:

  • de gedetineerde ondergaat een gevangenisstraf langer dan zes maanden;
  • de gedetineerde moet nog hoogstens een zesde deel van zijn gevangenisstraf ondergaan, voordat hij (voorwaardelijk) in vrijheid kan worden gesteld;
  • het verlof duurt minimaal vier weken en maximaal twaalf maanden;
  • de duur van het verlof wordt vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan).

In artikel 15 van de Regeling staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

  • de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
  • de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
  • de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
  • de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

 

De bestreden beslissing

Klagers verzoek om in een BBA te worden geplaatst is afgewezen, omdat klager niet zou kunnen voldoen aan het vereiste aantal uren arbeid dan wel dagbesteding.

 

De overwegingen van de beroepscommissie

Uit het Beleidskader Beperkt Beveiligde Afdeling van het Gevangeniswezen (Stcrt. 2023, nr. 30008) volgt dat arbeid dan wel dagbesteding een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het programma op de BBA. Er dient voor ten minste 32 uur per week arbeid te worden verricht dan wel deelgenomen te worden aan dagbesteding. Als er een goedgekeurd D&R-plan is dat ziet op het volgen van activiteiten die bijdragen aan recidivevermindering (zoals een onderwijs- of zorgprogramma), dan dient voor ten minste 26 uur per week arbeid te worden verricht of te worden deelgenomen aan dagbesteding.

Uit de stukken volgt dat klager in de BBA wil worden geplaatst, zodat hij zo snel mogelijk geld kan verdienen om zijn gezin weer financieel te kunnen ondersteunen. Hij heeft hiervoor een werkgever gevonden. Uit de stukken volgt echter ook dat klager arbeidsongeschikt is, omdat hij een hartoperatie heeft ondergaan. Klager heeft geprobeerd om arbeidsuren op te bouwen door twee uur per dag lichte inpakwerkzaamheden te verrichten. Na twee weken voelde klager zich op de werkzaal niet goed en is hij naar het ziekenhuis gebracht. Hoewel hij dezelfde dag weer is teruggekeerd, is hij door de huisarts opnieuw arbeidsongeschikt verklaard.

Uit de rapportage van de arbeid van 12 september 2024 volgt dat klager na lange tijd weer (opnieuw) is gaan deelnemen aan de arbeid. Na de ochtendpauze heeft klager aangegeven het niet meer vol te houden en terug te willen naar de afdeling. Klager is daarna niet meer naar de arbeid geweest.

De beroepscommissie maakt uit het voorgaande op dat klager onvoldoende in staat lijkt om te kunnen voldoen aan de vereiste uren arbeid dan wel dagbesteding. Gelet hierop heeft verweerder in redelijkheid kunnen beslissen geen re-integratieverlof voor extramurale arbeid aan klager te verlenen. Daardoor kan hij ook niet in een BBA worden geplaatst.

Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 24 december 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit  mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven