Nummer
|
24/41484/GM
|
|
|
|
|
|
|
Betreft
|
klager
|
Datum
|
10 december 2024
|
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. J. Leyten, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij te lang heeft moeten wachten op een afspraak voor de kaakchirurg, terwijl hij last had van een gezwollen lymfeklier bij een verdenking van kanker.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft binnen de PI Vught meermalen verzocht om medische hulp, vanwege klachten aan een klier rechts in het gelaat. Volgens de medisch adviseur is de uitslag van de van klager gemaakte echo niet zodanig verontrustend dat vervroeging van de afspraak bij de kaakchirurg noodzakelijk was. Ook zou de planning van een dergelijke afspraak buiten de invloedsfeer van de medische dienst vallen. De inrichtingsarts en de medisch adviseur zijn eraan voorbijgegaan dat de opgezwollen klier mogelijk kanker betreft. Snel handelen is dan geboden. Het zou nog twee maanden duren voordat klager kon worden gezien voor een vervolgonderzoek. De medisch adviseur stelt ten onrechte dat er geen medische redenen waren om de afspraak te vervroegen. Door snel te handelen hadden de gevolgen voor klager kunnen worden beperkt. Ook bij enige twijfel dient in zo’n geval voortvarend te worden gehandeld.
Standpunt van de inrichtingsarts
De inrichtingsarts heeft niet gereageerd op het beroep.
3. De beoordeling
Waartegen is het beroep gericht?
Volgens het namens klager ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 18 juni 2024. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.
Inhoudelijke beoordeling
Uit het medisch dossier volgt dat de inrichtingsarts klager meerdere keren heeft gezien en dat naar aanleiding van klagers klachten - een gezwollen lymfeklier - ervoor is gekozen om bloedonderzoek te doen en een echo te maken. Uit deze onderzoeken is niet naar voren gekomen dat, zoals in beroep is aangevoerd, er (mogelijk) sprake was van een vorm van kanker. Klager is vervolgens voor verder onderzoek en een definitieve diagnose doorverwezen naar de kaakchirurgie van het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Toen klager in de tussentijd meldde dat zijn klachten verergerden, heeft de medische dienst tweemaal gebeld met het ziekenhuis om te vragen of de afspraak kon worden vervroegd, wat vanwege een lange wachtlijst niet mogelijk was.
De beroepscommissie is van oordeel dat het door de inrichtingsarts ingezette beleid niet onzorgvuldig is. De medische dienst heeft voldoende aandacht besteed aan klagers klachten. Dat klager niet sneller in het ziekenhuis door de kaakchirurgie kon worden gezien, kan de inrichtingsarts niet worden verweten. De medische dienst heeft geprobeerd de afspraak te vervroegen, maar is daarbij afhankelijk van de planning van het ziekenhuis.
Uit de aantekeningen in het medisch dossier is niet op te maken met wie van de kaakchirurgie de medische dienst contact gehad en of toen ook de toename van de klachten is besproken. Het ligt in de rede om bij verergerende klachten contact op te nemen met het specialisme waarnaartoe de patiënt is verwezen en te bespreken welk beleid eventueel in afwachting van het moment waarop de patiënt in het ziekenhuis kan worden gezien moet worden ingezet. Als ervan moet worden uitgegaan dat een dergelijk overleg in dit geval niet heeft plaatsgevonden, had de zorg voor klager misschien beter gekund, maar ook dan kan, gezien de inhoud van de klacht en in aanmerking genomen wat de medische dienst allemaal wel heeft gedaan, niet worden geoordeeld dat de inrichtingsarts in de aan klager te verlenen zorg is tekortgeschoten.
Het handelen van de inrichtingsarts kan niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 10 december 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. N.C.J.A.M. Kochx en drs. P.D.A. Schouten, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter