Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35020/GA, 25 november 2024, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/35020/GA

Betreft klager

Datum 25 november 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hem geen arbeid of alternatief daarvoor is aangeboden en dat hij geen wachtgeld heeft ontvangen.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft op 19 juli 2023 het beklag gegrond verklaard, maar daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend
(NM-2023-337). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Nieuwegein in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Dat klager wachtgeld heeft ontvangen voor het wegvallen van de arbeid laat onverlet dat de directeur had moeten zoeken naar een alternatieve activiteit, althans iets had moeten doen aan klagers insluiting tijdens de arbeid. Hij is daar niet voor gecompenseerd, terwijl hij een lange periode steeds werd ingesloten tijdens de arbeidsuren. Uit de stukken blijkt niet dat de directeur voldoende inspanning heeft geleverd om te realiseren dat klager op sommige dagen niet ingesloten hoefde te worden. Conform vaste jurisprudentie van de beroepscommissie had hij uitgesloten moeten worden en kan niet worden volstaan met de enkele constatering dat de insluiting niet had mogen plaatsvinden. In dit geval zijn de toegestane twee weken waarin een gedetineerde op de wachtlijst mag worden ingesloten met negen weken overschreden.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

Klager verblijft sinds 21 december 2022 in de PI Nieuwegein en heeft bij binnenkomst direct verzocht deel te mogen nemen aan de arbeid. Op dat moment was er een lange wachtlijst en klager is op 7 maart 2023 opgeroepen voor de arbeid. Zijn detentie is op 8 maart 2023 beëindigd. Hij heeft uiteindelijk 10,5 week te lang op de wachtlijst gestaan. De eerste twee weken heeft klager 80% van het loon ontvangen en daarna 100%. Door het personeelstekort was het niet mogelijk om gedetineerden die langer dan twee weken op de wachtlijst stonden uit te sluiten gedurende het arbeidsblok. In het kader van de orde en veiligheid in de inrichting is klager dan ook geen vervangende activiteit geboden. Er zijn geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu klager wachtgeld heeft ontvangen.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 47, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet rust op de directeur de verplichting om voldoende arbeid in de inrichting te realiseren. Dat in de inrichting een wachtlijst wordt gehanteerd voor de periode dat niettemin onvoldoende arbeid beschikbaar is en dat vervolgens een gedetineerde die op de wachtlijst staat wordt ingesloten (als er geen of onvoldoende personeel op de afdeling aanwezig kan zijn tijdens de voor de arbeid gereserveerde tijd), merkt de beroepscommissie niet aan als onredelijk of onbillijk.

Na twee weken ziet de beroepscommissie dat anders. Dan mag van de directeur in beginsel worden verwacht dat die voorziet in (arbeid of) een alternatief programma, behoudens in geval van uitzonderlijke omstandigheden (meest recent RSJ 29 juli 2024, 22/30689/GA)

De beroepscommissie stelt vast dat klager langer dan twee weken op de wachtlijst heeft gestaan. Uitzonderlijke omstandigheden zijn door de directeur, behoudens zijn verwijzing naar een personeelstekort, aangevoerd noch aannemelijk geworden.  Uit de stukken blijkt niet dat de directeur zich heeft ingespannen om zorg te dragen voor een alternatief voor insluiting. Onder deze omstandigheden moet de periode van bijna negen weken wachtlijst als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De financiële compensatie die klager heeft ontvangen (wachtgeld) betreft een loonvervangende financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5 onder c. van de Regeling arbeidsloon gedetineerden en kan niet worden gezien als alternatief voor zijn insluiting (vergelijk RSJ 12 april 2019, R-18/1877/GA en
RSJ 3 juni 2020, R-19/3758/GA en R-19/3760/GA).

Gelet op het bovenstaande kan de beroepscommissie zich niet verenigen met het oordeel van de beklagrechter om geen tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal het beroep daarom gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming toekennen van €60.- Daarbij is aansluiting gezocht bij de standaardbedragen tegemoetkoming in geval van schending van het dagprogramma voor een periode langer dan drie maanden.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €60,-.

Deze uitspraak is op 25 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven