Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2346/GA, 13 januari 2009, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2346/GA

betreft: [klager] datum:

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 september 2008 van de beklagcommissie bij het Penitentiair ziekenhuis (Penziekenhuis) te Den Haag

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 december 2008, gehouden in de locatie Zoetermeer is klager gehoord.
De directeur van het Penziekenhuis heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het moeten verblijven in een regime van afzondering dan wel het steeds gedurende vierentwintig uren per dag insloten zijn geweest in de perioden gelegen tussen 22 januari 2008 tot en met 19 februari 2008 en tussen 1 april 2008 en 10
april 2008.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager legt pleitaantekeningen over. Een kopie van die pleitaantekeningen is aan deze uitspraak gehecht. Hij heeft voorts – zakelijk weergegeven – nog
het
volgende aangevoerd.
Uit het verweer van de directeur zou geconcludeerd kunnen worden dat klager indertijd, toen hij in het PBC werkzaam was, zou zijn ontslagen vanwege door hem gemaakte fouten. Dat is onjuist, klager heeft indertijd zelf ontslag genomen en is vervolgens
gaan werken op het Ministerie van Justitie als archivaris. In de periodes dat klager in het Penziekenhuis verbleef, was hij steeds bijna 24 uur ingesloten. In januari 2008 is klager vanuit de locatie De IJssel naar het Penziekenhuis overgebracht.
Klager
werd toen geplaatst op vleugel Oost. Klager heeft direct gevraagd waarom hij in die vleugel werd geplaatst. Hem werd toen medegedeeld dat alles als met klager besproken was. Dat is niet juist. In de locatie is met klager kort gesproken en hem is toen
gevraagd of klager bezwaar had tegen een plaatsing in het Penziekenhuis. Klager heeft toen aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben. Als hem toen was gezegd dat hij in dat geval alleen in een cel zou worden geplaatst met de deur het grootste deel
van
de dag gesloten, had hij bezwaar gemaakt. In het Penziekenhuis werd klager in eerste instantie verteld dat hij maar 10 dagen op de afdeling hoefde te blijven. Uiteindelijk heeft het veel langer geduurd. Klager werd vervolgens in april 2008 andermaal
opgenomen in het Penziekenhuis. Toen werd klager weer in een – naar klagers gevoel – afzonderingscel geplaatst. Klager heeft dat als heel zwaar ondervonden. Hij is van mening dat de hersenbloeding die hij onlangs heeft gehad, mede is veroorzaakt door
de
wijze van behandelen in het Penziekenhuis. Klager is van mening dat hij onmenselijk en onnodig zwaar is behandeld door de directeur. Klager is van mening dat de behandeling die hem in het Penziekenhuis ten deel is gevallen, als onredelijk, onbillijk en
respectloos moet worden gekwalificeerd. Hij kon bijvoorbeeld niet luchten, omdat hij alleen maar een pyjama had. Van hem werd verwacht dat hij daarin ging luchten. De verblijfsruimte waar hij verbleef was qua inrichting een standaard verblijfsruimte,
maar het regime waarin hij verbleef was een afzonderingsregime. De zalen in het Penziekenhuis kunnen worden vergeleken met een ‘normale’ ziekenhuiskamer.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt (schriftelijk) als volgt toegelicht.
De directeur blijft bij hetgeen hij tegenover de beklagcommissie naar voren heeft gebracht. Klager is tijdens zijn verblijf in het Penziekenhuis in een standaard verblijfsruimte geplaatst, die aan alle voorwaarden voldeed. Klager heeft toen individueel
in een verblijfsruimte verbleven en heeft daarbij dezelfde behandeling gekregen als alle andere in het Penziekenhuis verblijvende gedetineerden.

3. De beoordeling
Voor zover klager in zijn klaagschrift van 14 april 2008 heeft geklaagd over het verblijf in een afzonderingscel dan wel in een afzonderingsregime in de periode van 22 januari 2008 tot en met 19 februari 2008, geldt dat de beklagcommissie klager in dat
onderdeel van de klacht niet had mogen ontvangen. Op grond van het bepaalde in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw, dient een klacht uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich
wenst
te beklagen, te worden ingediend. De klacht is niet binnen die termijn ingediend. De beslissing van de beklagrechter dient daarom in zoverre te worden vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in dat onderdeel van het beklag.

Ten aanzien van de klacht met betrekking tot de periode van 1 april 2008 tot en met 10 april 2008 geldt dat als onweersproken kan worden vastgesteld dat klager gedurende die periode heeft verbleven in een persoonlijke verblijfsruimte, waarbij hij
gedurende het grootste deel van het dagprogramma ingesloten is geweest. Voor een dergelijke onderbrenging, die feitelijk neerkwam op plaatsing in een afzonderingsregime, van klager is de noodzaak niet gebleken of voldoende aannemelijk gemaakt. Gelet
daarop moet de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Dat maakt dat ook dit onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven. Het beroep en
het beklag zullen daarom gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht in dit geval termen aanwezig voor de toekenning van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 75,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag, voor zover het beklag ziet op de periode van 22 januari 2008 tot en met 19 februari 2008.
Zij verklaart het beroep voor het overige gegrond en verklaart het beklag ten aanzien van de periode van 1 februari 2008 tot en met 10 februari 2008 alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, prof. mr. C. Kelk en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 januari 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven