Nummer 23/35867/GA
Betreft [klager]
Datum 19 november 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om inzage in de dagrapportages.
De beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft op 25 augustus 2023 het beklag ongegrond verklaard (Nh-2023-302). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de locatie Norgerhaven (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
In het beroepschrift heeft klager aangevoerd dat het op 1 augustus 2023 geleverde penitentiair dossier incompleet is. Dit valt echter buiten de reikwijdte van het beklag tegen de afwijzing van zijn verzoek om inzage in de dagrapportages. De beroepscommissie zal dit daarom buiten beschouwing laten.
Beoordelingskader
In het penitentiair dossier worden de in artikel 36 en 37, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) genoemde documenten opgenomen. In het inrichtingsdossier worden, op grond van artikel 37, tweede lid, van de Pm de overige op de gedetineerde betrekking hebbende stukken opgenomen. Deze worden gerangschikt naar onderwerp in chronologische volgorde. In de in artikel 36 en 37, eerste lid, van de Pm opgenomen opsomming van stukken die in het penitentiair dossier dienen te worden opgenomen, worden niet de dagrapportages genoemd. Hieruit volgt dat deze niet vallen onder het penitentiair dossier, maar onder het inrichtingsdossier.
De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat de – inmiddels vervallen – Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) uitkomst moet bieden in de beantwoording van de vraag of een gedetineerde inzage kan verkrijgen in de persoonsgegevens, in het bijzonder de gegevens uit zijn inrichtingsdossier, die door de directeur van de inrichting worden verwerkt (RSJ 17 maart 2014, 13/2770/GA). Sinds 25 mei 2018 geldt de Wbp niet meer en is de AVG van toepassing. Naast de AVG is er een aparte Richtlijn gegevensbescherming politie en justitie. Deze richtlijn is in Nederland per 1 januari 2019 geïmplementeerd in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). In artikel 1, onder d, van de Wjsg is bepaald dat onder tenuitvoerleggingsgegevens wordt verstaan persoonsgegevens of gegevens over een rechtspersoon inzake de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, die in een dossier of een ander gegevensbestand zijn of worden verwerkt. Gelet op het feit dat de dagrapportages waarin klager inzage wenst, betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de straf, is de beroepscommissie van oordeel dat de Wjsg van toepassing is op zowel het penitentiair dossier als het inrichtingsdossier (zie ook RSJ 12 juli 2021, R-20/5842/GA en RSJ 23 augustus 2022, R-20/8686/GA).
Het inzagerecht is geregeld in de artikelen 18, 21 en 51b van de Wjsg. Artikel 21, tweede lid, van de Wjsg bepaalt dat een verzoek als bedoeld in artikel 18, eerste lid, of artikel 22, eerste en tweede lid, van de Wjsg wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
-
ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
-
ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
-
ter bescherming van de openbare veiligheid;
-
ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden of
-
ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 25, tweede lid.
Bij een afweging van de omvang van het inzagerecht zal de directeur in ogenschouw moeten nemen dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, een effectief inzagerecht zal moeten inhouden het herkennen, begrijpen, controleren en – zo nodig – kunnen aanvechten van de gegevens. In de beslissing van de directeur op het verzoek om inzage zal de directeur moeten laten blijken dat hij hieromtrent een concrete afweging heeft gemaakt (vergelijk RSJ 17 maart 2014, 13/2770/GA).
Inhoudelijke beoordeling
Klagers verzoek is afgewezen, omdat hij volgens de directeur niet schriftelijk duidelijk heeft gemaakt waarom hij inzage in de dagrapportages wil en wat het belang daarbij is. Ter beklagzitting heeft de directeur toegelicht dat dagrapportages aantekeningen van het personeel zijn. Deze zijn beschreven vanuit het oogpunt van de rapporterende medewerker en bedoeld om intern informatie te kunnen uitwisselen. Daarom zijn de dagrapportages niet beschikbaar voor gedetineerden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over inzage in dagrapportages, kan de motivering van de directeur niet slagen. Een inzageverzoek hoeft niet door klager gemotiveerd te worden en deze afwijzing is geen noodzakelijke en evenredige maatregel in verband met één van de hierboven opgesomde belangen. De beslissing van de directeur tot afwijzing van klagers verzoek is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende gemotiveerd.
De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Klager is op 29 februari 2024 overgeplaatst naar de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard. Ingevolge artikel 37, tweede lid van de Pm wordt het inrichtingsdossier zes maanden na de beëindiging van het verblijf van de gedetineerde in de inrichting vernietigd. Daarom zal de beroepscommissie de directeur niet opdragen om een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 19 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter