Nummer 23/37720/GA
Betreft [klager]
Datum 20 november 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet ontvangen van wachtgeld.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft op 15 november 2023 het beklag ongegrond verklaard (A-2023-306). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Arnhem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager persisteert bij de gronden zoals die door en namens hem in de beklagprocedure zijn aangevoerd. Ingeval er sprake is van plaatsing op een wachtlijst voor deelname aan arbeid (hierna: wachtlijst), bestaat in beginsel recht op wachtgeld, behalve tijdens de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf (KC 13 juli 2022, 2022/017). In de huisregels van de PI Arnhem (hierna: de huisregels) is opgenomen dat onder omstandigheden geen wachtgeld wordt uitbetaald. De huisregels wijken ten nadele van klager af van de wettelijke bepalingen in artikel 47 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 9 van de Regeling arbeid gedetineerden (hierna: de Regeling). Daarom is de huisregel onverbindend.
Daarnaast is de beslissing van de beklagcommissie niet begrijpelijk, gelet op een uitspraak van de beklagcommissie van 15 november 2023, A-2023-284. In deze uitspraak is een klacht van klager tegen de disciplinaire straf - die ertoe heeft geleid dat hij op de wachtlijst is geplaatst - gegrond verklaard. Klager heeft voorafgaand aan de beklagzitting al een compensatie aangeboden gekregen van de directeur, dus de directeur heeft zijn fout erkend. Klager is door een straf die niet opgelegd had mogen worden op de wachtlijst geplaatst. Daarom is het onredelijk om alsnog te beslissen om geen wachtgeld uit te betalen.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Op 15 mei 2023 heeft klager een disciplinaire straf opgelegd gekregen vanwege een positieve uitslag van een urinecontrole. De directeur verwijst naar het arbeidsreglement en artikel 3.2 van de huisregels.
Wat beschreven staat in het arbeidsreglement en de huisregels legt de nadruk op het niet ontvangen van wachtgeld wanneer een gedetineerde op de wachtlijst staat naar aanleiding van een disciplinaire straf.
De compensatie is toegekend aan klager wegens het – zo leest de beroepscommissie – niet onverwijld uitreiken van de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf. De klacht zag niet op de uitsluiting van arbeid, waardoor daarover geen oordeel is gegeven door de beklagcommissie.
Op grond van artikel 9 van de Regeling ontvangt een gedetineerde geen financiële vergoeding of tegemoetkoming voor zover hij een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen in de zin van artikel 51, eerste lid, onder a, van de Pbw.
3. De beoordeling
Relevante wet- en regelgeving
In artikel 47, tweede lid, van de Pbw is bepaald dat de directeur zorgt draagt voor de beschikbaarheid van arbeid. Volgens artikel 47, vierde lid, van de Pbw stelt de Minister regels voor de samenstelling en de hoogte van het arbeidsloon en is de directeur belast met de vaststelling en uitbetaling van het arbeidsloon. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling.
In artikel 5, onder c, van de Regeling staat beschreven dat een gedetineerde een loonvervangende financiële tegemoetkoming (oftewel wachtgeld) ontvangt voor ieder uur waarin zijn detentie- en re-integratieplan in arbeid voorziet en voor zover hij niet aan arbeid heeft kunnen deelnemen, als gevolg van de situatie dat de directeur niet kan voorzien in een aanbod van arbeid, waarbij de hoogte van de tegemoetkoming gelijk is aan het basisuurloon. Op grond van artikel 9, onder a, van de Regeling ontvangt de gedetineerde geen financiële vergoeding of tegemoetkoming voor zover hij is uitgesloten van deelname aan de arbeid vanwege een disciplinaire straf in de zin van artikel 51, eerste lid, onder a of c, van de Pbw.
In artikel 3.2 van de huisregels staat: “Indien u na afloop van een disciplinaire straf of maatregel, die u hebt gekregen naar aanleiding van een actie of gebeurtenis welke zich buiten de arbeid heeft voorgedaan, hebt aangegeven dat u weer wilt gaan werken en er geen werkplek ter beschikking is, wordt u op de wachtlijst geplaatst. U ontvangt dan geen financiële vergoeding.”
Inhoudelijke beoordeling
Klager heeft op 15 mei 2023 een disciplinaire straf opgelegd gekregen wegens een positieve uitslag van een urinecontrole. Hij staat sinds 22 mei 2023 op de wachtlijst. Klager beklaagt zich op 27 mei 2023 erover dat hij sinds 22 mei 2023 geen wachtgeld heeft ontvangen. Volgens de directeur is dit conform de huisregels en een soortgelijke bepaling uit het arbeidsreglement. Klager beklaagt zich daarmee over de toepassing van een algemene regel. Daartegen staat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie alleen beklag open, als er sprake is van strijd met hogere wet- of regelgeving.
Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn de huisregels in strijd met het bepaalde in artikel 5, onder c, van de Regeling. Artikel 9, onder a, van de Regeling biedt daarnaast geen grondslag voor het niet toekennen van wachtgeld, omdat dit artikel enkel geldt tijdens de disciplinaire straf en niet ziet op de periode daaropvolgend. De omstandigheid dat een gedetineerde voorafgaand aan de plaatsing op de wachtlijst een disciplinaire straf heeft ondergaan, kan dan ook geen grond vormen voor de uitsluiting van wachtgeld.
De bepalingen in de huisregels en het arbeidsreglement zijn dus in strijd met hogere regelgeving. Daarom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Omdat de rechtsgevolgen nog ongedaan zijn te maken, ziet de beroepscommissie geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie zal de directeur opdragen een nieuwe beslissing te nemen, die ertoe leidt dat aan klager een loonvervangende financiële tegemoetkoming ter hoogte van het basisuurloon zal worden uitbetaald van 22 mei 2023 tot 29 mei 2023 (de datum waarop hij op de werkzaal is geplaatst), voor ieder uur waarin klagers detente- en re-integratieplan in arbeid voorziet, binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst ervan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 20 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. B. van der Werf en mr. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. S.J.S. Uiterweerd, secretaris.
secretaris voorzitter