Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37750/GA, 23/37921/GA, 23/37922/GA en 23/35571/GA, 19 november 2024, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Activiteiten  v

Nummer          23/37750/GA, 23/37921/GA, 23/37922/GA en 23/35571/GA 

Betreft [klager]

Datum 19 november 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur)

en

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

  1. het dagprogramma in de periode van 21 februari tot en met 9 maart 2023, omdat er niet ten minste zes uur recreatie wordt aangeboden en omdat klager geen sportmomenten zijn aangeboden (23/37750/GA, in beklag A-2023-93);
  2. een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, voor de duur van zeven dagen, vanwege handhaving van de orde en veiligheid, ingaande op 21 februari 2023 (23/37922/GA, in beklag A-2023-91);
  3. een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, voor de duur van negen dagen, vanwege het verrichten van nader onderzoek, ingaande op 28 februari 2023 (23/37921/GA, in beklag A-2023-107);
  4. het niet mogen deelnemen aan het bibliotheekmoment (23/35571/GA, in beklag
    A-2023-142).

De beklagcommissie bij de PI Arnhem heeft op 21 november 2023 (beklag a. t/m c.) en op 10 augustus 2023 (beklag d.) in afzonderlijke uitspraken geoordeeld over de klachten. De beklagcommissie heeft beklag a. en d. gegrond verklaard en daarbij aan klager tegemoetkomingen toegekend van respectievelijk €70,- en €15,-. De beklagcommissie heeft beklag b. en c. ongegrond verklaard. De uitspraken van de beklagcommissie zijn bijgevoegd.

De directeur heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken inzake beklag a. en d.

Klager heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken inzake beklag b. en c.

De beroepscommissie heeft in de zaak met kenmerk 23/37750/GA klager, twee plaatsvervangend vestigingsdirecteuren en de juridisch medewerker van de PI Arnhem, gehoord op de digitale zitting van 18 april 2024. Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk bericht niet aanwezig te kunnen zijn.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Arnhem in de overige drie zaken in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Klagers raadsman is deze gelegenheid gegeven in de zaken met kenmerk 23/37922/GA en 23/37921/GA. Klagers raadsvrouw, mr. C.G.J.E. Lut, is deze gelegenheid gegeven in de zaak met kenmerk 23/35571/GA.

 

2. De beoordeling

Uit de dossiers, die in samenhang zijn bezien, maakt de beroepscommissie het volgende op.

Beklag a. en d.

Gelet op de stukken en op wat partijen bij de behandeling van het beroep met kenmerk 23/37750/GA ter zitting naar voren hebben gebracht, komt de beroepscommissie tot de conclusie dat beklag a. en d. in de kern zien op de uitwerking dan wel gevolgen van de onder beklag b. en c. opgelegde ordemaatregelen. De beoordeling van de uitwerking dan wel de gevolgen van de ordemaatregel zijn aan de orde bij de beoordeling van beklag b. en c. Daarom komt de beroepscommissie tot het oordeel dat klager met het indienen van beklag a. en d. in beide gevallen feitelijk tweemaal over hetzelfde heeft geklaagd. Dat is niet mogelijk.  

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de beroepen van de directeur gegrond verklaren, de uitspraken van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in deze klachten.

Beklag b. en c.

Ordemaatregel 21 februari 2023

Klager is op 21 februari 2023 binnengekomen in de PI Arnhem. De directeur heeft klager een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten opgelegd (beklag b.). De directeur heeft daartoe besloten zodat klager na binnenkomst kan wennen aan de inrichting, het personeel en de afdeling, en zodat hij zelf een beeld kon krijgen van klager. Dit laatste was nodig, omdat klager een ‘groot dossier’ heeft en de directeur een reële inschatting moest kunnen maken hoe klager zou functioneren op de afdeling, voordat hij in aanraking kwam met andere gedetineerden.     

Niet ondertekenen beslissing (beklag b.)

Klager stelt dat er sprake is van een formeel gebrek, omdat de beslissing niet is ondertekend door een persoon, maar met enkel een ‘X’.

De directeur heeft tijdens de beklagzitting duidelijk gemaakt dat de handtekening is gezet door een daartoe op grond van artikel 3 van de Penitentiaire beginselenwet bevoegd persoon. Daaruit begrijpt de beroepscommissie dat het gaat om de (plaatsvervangend) directeur. De beroepscommissie overweegt, onder verwijzing naar RSJ 1 augustus 2024, 23/38160/GA en 23/38229/GA, dat zij in dit geval geen reden ziet om eraan te twijfelen dat de beslissing is ondertekend door de (plaatsvervangend) directeur. Klagers stelling wordt dus niet gevolgd.

Ordemaatregel 28 februari 2023

Op 28 februari 2023 heeft de directeur opnieuw een ordemaatregel uitsluiting van activiteiten opgelegd (beklag c.). Deze ordemaatregel werd opgelegd omdat de inrichting informatie had ontvangen die vroeg om nader onderzoek en omdat klager de week daarna tijdens het Operationeel Overleg (OO) besproken zou worden in het kader van het al dan niet toekennen van een status als gedetineerde met een vlucht- en/of maatschappelijk risico (GVM).

Standpunt van klager

Klager meent dat er geen gronden bestonden om hem ter monitoring van zijn gedrag bij binnenkomst op de afdeling waar GVM-gedetineerden verblijven een ordemaatregel op te leggen, zoals dat op 21 februari 2023 is gedaan.  Klager stelt verder dat de door de inrichting ontvangen informatie die zou vragen om nader onderzoek en het vooruitlopen op een eventuele oplegging van GVM-maatregelen de oplegging van de ordemaatregel op 28 februari 2023 niet kunnen rechtvaardigen.

  Informatie en standpunt van de directeur

De directeur verwijst naar de beslissing van de selectiefunctionaris in verband met de overplaatsing. Daaruit blijkt dat is verzocht om klagers overplaatsing, omdat de directeur van het Detentiecentrum Schiphol het noodzakelijk achtte dat klager, gelet op zijn GVM-status tijdens een eerdere detentie, in een inrichting zou worden geplaatst met een hoger beveiligingsniveau. Het Openbaar Ministerie meent dat klager als vluchtgevaarlijk moet worden beschouwd, omdat hij zich aan eerder opgelegde voorwaarden heeft onttrokken. Gelet hierop en omdat klager zich in het verleden binnen detentie schuldig heeft gemaakt aan ondermijnend gedrag richting personeel en directie van een inrichting, heeft de selectiefunctionaris de directeur het advies gegeven om klager op een kleinere afdeling te plaatsen, zodat er beter toezicht op hem kan worden gehouden.

De directeur heeft klager geplaatst op de afdeling B0. Dat is een reguliere, kleinschalige afdeling waar onder andere gedetineerden verblijven die extra toezichtmaatregelen behoeven en/of intensievere individuele beheersmaatregelen vergen. Op deze afdeling kan volgens de directeur beter maatwerk worden geleverd.

De opgelegde ordemaatregel van 21 februari 2023 hield in dat klager een beperkt individueel programma kreeg aangeboden. In de beslissing staat dat klager “in een individueel programma (IP 1) is geplaatst” en dat dit betekent dat sprake zal zijn van een individuele deelname aan activiteiten. Volgens de directeur kon klager individueel deelnemen aan het luchtmoment en persoonlijke verzorgingsmoment. Daarnaast had klager de mogelijkheid om bezoek te ontvangen.

In het verweerschrift van 29 maart 2023 (in reactie op beklag c.) geeft de directeur aan dat klager in het weekend van 25 en 26 februari 2023 meer vrijheden heeft genoten dan hij beweert. Klager heeft namelijk op 25 februari 2023 tweemaal 15 minuten persoonlijke verzorging genoten en een medegedetineerde heeft klager geholpen zijn maaltijd te bereiden. Op 26 februari 2023 was klager dertig minuten uitgesloten voor zijn persoonlijke verzorging, samen met zijn kant van de afdeling. Hij heeft toen verschillende gesprekken gevoerd met drie medegedetineerden en is dus wel degelijk in contact geweest met medegedetineerden. 

De beroepscommissie begrijpt dat klager ten gevolge van het opleggen van de tweede ordemaatregel opnieuw individueel aan enkele activiteiten kon deelnemen. Klager mocht toen wel samen met medegedetineerden luchten.

Overwegingen van de beroepscommissie

De beroepscommissie merkt vooraleerst op dat de opgelegde ordemaatregelen en de reacties van de directeur in de beklagfase op de onder a. tot en met d. genoemde klachten voor de nodige verwarring hebben gezorgd. Zo is er onduidelijkheid ontstaan over de vraag of klager in een individueel regime zou zijn geplaatst. De directeur heeft in beroep te kennen gegeven dat dit niet het geval is en dat sprake is van de opgelegde ordemaatregelen.

Feitelijk komt het erop neer dat klager niet deelnam aan activiteiten anders dan het luchtmoment en het verzorgingsmoment, en dat die momenten individueel in plaats van gemeenschappelijk plaatsvonden. De beroepscommissie overweegt dat de directeur kan beslissen tot oplegging van een ordemaatregel om een nieuwe gedetineerde direct na binnenkomst in de inrichting te observeren, (onder meer) in het kader van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Er moet wel een belangenafweging worden gemaakt. Het gedrag van de gedetineerde in een vorige detentiesituatie kan onderdeel zijn van die afweging. Naar het oordeel van de beroepscommissie is daarvan in dit geval sprake.

De beroepscommissie kan het opleggen van de ordemaatregel op 21 februari 2023 als bedoeld onder b. en de motivering ervan in de gegeven omstandigheden volgen. Zij acht de beslissing ook niet onredelijk of onbillijk.

Datzelfde oordeel geldt voor de ordemaatregel die op 28 februari 2023 is opgelegd. De rapportage van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt van 28 februari 2023, klagers detentieverleden en het gegeven dat hij eerder op de GVM-lijst is geplaatst terwijl een bespreking van klager in het OO die navolgende week gepland stond, maken dat de beslissing van de directeur valt te billijken. De beroepscommissie heeft daarbij meegewogen dat klager tijdens de ordemaatregel als bedoeld onder b. is toegestaan om – zij het kennelijk minimaal – in het weekend contact te hebben met enkele medegedetineerden. Tijdens de tweede ordemaatregel is klager gelegenheid gegeven met medegedetineerden samen te luchten. De beroepscommissie gaat er daarom van uit dat waar dat kon, ook maatwerk is toegepast.  

Conclusie

De beroepscommissie is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de beklagcommissie beklag b. en c. terecht ongegrond heeft verklaard. De beroepen van klager zullen daarom ongegrond worden verklaard.

 

3. De uitspraak

23/37750/GA en 23/35571/GA (beroepen van de directeur)

De beroepscommissie verklaart de beroepen inzake beklag a. en d. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in deze klachten.

23/37922/GA, 23/37921/GA (beroepen van klager)

De beroepscommissie verklaart de beroepen inzake beklag b. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 19 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. F. Sieders, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door

mr. M. Simpelaar, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven