Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2397/GA, 3 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2397/GA

betreft: [klager] datum: 3 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 25 augustus 2008 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) voor vrouwen Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2008, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsvrouw, en [...], unit-directeur bij het h.v.b. voor vrouwen Zwolle.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, wegens het weigeren medewerking te verlenen aan de plaatsing in een meerpersoonscel;
b. het gebruik van handboeien tijdens de overbrenging naar de strafcel;
c. de weigering een beklagformulier te verstrekken;
d. een te lage temperatuur in de strafcel;
e. het niet verlenen van toestemming voor het dragen van eigen kleding in de strafcel;
f. het toepassen van cameratoezicht in de strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft de onderdelen a en f om formele redenen gegrond verklaard en op de overige onderdelen ongegrond op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klaagster meent dat aan de beslissing haar in een meerpersoonscel te plaatsen een zorgvuldige procedure vooraf had dienen te gaan. Aan haar
is door het inrichtingspersoneel in het geheel niet gevraagd hoe zij over een plaatsing in een meerpersoonscel dacht. Aan klaagster werd aanvankelijk medegedeeld dat zij op de inkomstenafdeling zou blijven. Uit de jurisprudentie van de beroepscommissie
komt naar voren dat de directeur dient te onderzoeken of er sprake is van een contra-indicatie. Er heeft geen intakegesprek plaatsgevonden noch enig ander onderzoek. Klaagster is wel voor een intake bij de medische dienst geweest. Tijdens haar
plaatsing
heeft klaagster naar voren kunnen brengen dat zij problemen voorzag vanwege haar seksuele geaardheid. Dit geeft namelijk spanningen. De andere gedetineerde zou problemen kunnen hebben met het feit dat klaagster lesbisch is. Daar werd echter niets mee
gedaan. Het PMO of een gedragsdeskundige had dienen te beoordelen of er sprake is van een contra-indicatie. Overigens is de opsomming in artikel 11a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden niet limitatief.
Klaagster heeft in het geheel geen aanleiding gegeven om haar met gebruikmaking van handboeien over te brengen naar de strafcel. Bepalend voor het boeien van gedetineerden dient niet te zijn of een plaatsing in een afzonderingscel frequent met tumult
gepaard gaat, maar of klaagsters gedrag aanleiding geeft te vrezen voor tumult. Het boeien van klaagster was niet nodig.
De temperatuur in de strafcel was erg laag. Klaagster heeft twee dagen in een ijskoude cel gezeten. Pas daarna werd het iets warmer in de cel. De directeur is derhalve tekortgeschoten in zijn zorgplicht ten aanzien van klaagster. Het moet niet dagen
duren alvorens de verwarming wordt aangezet.
Op grond van artikel 28 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitenitiaire inrichtingen wordt de gedetineerde bij plaatsing in de straf- of afzonderingscel van rijkswege voorzien van kleding. Een papieren onderbroek en scheurhemden kunnen
bezwaarlijk als kleding worden gekwalificeerd. De directeur kan de gedetineerde ook gelegenheid bieden eigen kleding te dragen. Vanwege de koude cel bestond hiervoor aanleiding.
Wat betreft de gegrond verklaarde onderdelen van het beklag, meent klaagster dat zij in aanmerking dient te komen voor een tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht. Homoseksualiteit is geen contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel. Alleen indien spanningen te verwachten zijn, kan dit een
contra-indicatie vormen voor plaatsing.
Het boeien van gedetineerden is een standaardprocedure bij de overbrenging van gedetineerden naar de isoleercel. Dit is opgenomen in de dienstinstructie. Voor deze procedure is gekozen omdat er nogal eens wat gebeurt tijdens de overbrenging. Omdat de
vier strafcellen in de vrouwenunit vol waren, moest worden uitgeweken naar de strafcellen in de mannenunit.
Het scheurhemd is de standaardkleding in de strafcel. Een papieren onderbroek wordt om hygiënische redenen verstrekt. Als een gedetineerde aangeeft het koud te hebben, wordt de temperatuur verhoogd. De temperatuur is doorgaans 20 of 21 °C en bereikt ’s
nachts nooit een waarde beneden de 15 °C. Wat betreft het vermeende cameratoezicht gaat de directeur ervan uit dat er geen sprake is geweest van cameratoezicht, omdat er geen beschikking is opgemaakt. Van de buitenkant is niet te zien of de camera
aanstaat.
De intake heeft meer het karakter van informatieoverdracht. Er wordt in eerste instantie niet naar de persoonlijke omstandigheden gevraagd. Ook zonder een intakegesprek kan de inrichting zich een beeld vormen van de gedetineerde. Het kan zijn dat
klaagster in eerste instantie is aangegeven dat zij op de inkomstenafdeling verblijft. Op sommige momenten is acuut een plaats op de inkomstenafdeling nodig en zal een gedetineerde toch intern worden overgeplaatst. Bij plaatsing van gedetineerden in
een
meerpersoonscel wordt gelet op de etnische achtergrond en delictachtergrond. Ook wordt er bijvoorbeeld gelet of de gedetineerden roken of niet.
3. De beoordeling
a.
De beroepscommissie kan zich verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen terzake van de onderhavige gegrondverklaring.
Nu klaagster heeft geweigerd mee te werken aan haar plaatsing in een meerpersoonscel, is de beslissing van de directeur haar een disciplinaire straf op te leggen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk.
Hierbij
neemt de beroepscommissie in aanmerking dat het enkele feit van de homosexuele geaardheid van klaagster geen contra-indicatie oplevert voor plaatsing op een meerpersoonscel. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

b.
In dit geval zijn de volgende bepalingen van toepassing. Artikel 35, eerste lid, van de Pbw bepaalt – voor zover hier van belang - het volgende: “De directeur is bevoegd jegens een gedetineerde geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen
aan te wenden, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:
a. de handhaving van de openbare of de veiligheid in de inrichting;
b. de uitvoering van een door de directeur genomen beslissing;
c. (...);
d. (...).
Artikel 10 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen bepaalt: “De ambtenaar of medewerker kan een gedetineerde ten behoeve van het vervoer, een broekstok, of ten behoeve van het vervoer of interne verplaatsing, handboeien aanleggen.”.

Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur verklaard dat het boeien van een gedetineerde tijdens de overbrenging naar de afzonderingscel standaard plaatsvindt. Dit blijkt ook uit de door de directeur nagezonden dienstinstructie waaruit
blijkt dat de gedetineerde “in ieder geval” geboeid naar de afzonderingsafdeling wordt verplaatst.
Uit voormeld artikel 35 van de Pbw en artikel 10 van de Geweldsintructie penitenitiaire inrichtingen komt naar voren dat het boeien van gedetineerden een discretionaire bevoegdheid van de directeur betreft, waartoe kan worden besloten indien de
noodzaak
daartoe aanwezig is. Aan de beslissing tot het boeien van een gedetineerde dient een individuele afweging vooraf te gaan. De dienstinstructie van de inrichting gaat hieraan voorbij. In zoverre is de dienstinstructie in strijd met artikel 35 van de Pbw
en artikel 10 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen.
Nu verder van een noodzaak tot het boeien van klaagster niet is gebleken, is het beroep van klaagster gegrond. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Voor het door
klaagster ondervonden ongemak zal de beroepscommissie aan klaagster een tegemoetkoming toekennen. Zij stelt deze vast op € 5,=.

c.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op dit onderdeel van het beklag heeft beslist. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

d.
Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur verklaard dat de temperatuur in de afzonderingscel is afgesteld op 20 of 21 °C. ’s Nachts wordt nooit een waarde beneden de
15 °C bereikt. Niet aannemelijk is geworden dat de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

e.
Op grond van artikel 28 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen wordt de gedetineerde van rijkswege voorzien van kleding. In bijzondere gevallen kan de directeur anders bepalen. Bij de plaatsing van klaagster in de
afzonderingscel, is aan haar een papieren onderbroek en een scheurhemd verstrekt. Daarmee is aan de wettelijke verplichting voldaan. Gelet hierop is het beroep ongegrond.

f.
Niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van cameratoezicht. De directeur stelt dat er wel sprake was van nachtcontrole. Dit houdt in dat het licht in de cel aanblijft. Ten aanzien hiervan rust op de directeur geen mededelingsplicht zoals bedoeld
in artikel 58 van de Pbw. Aangezien de directeur geen beroep heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beklag wegens ontbreken van een schriftelijke mededeling, blijft dit onderdeel van de uitspraak in stand. De beroepscommissie acht geen
termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klaagster. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft de onderdelen a, c, d, e en f ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel b gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, prof. dr. W.J. Schudel en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 3 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven