Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34014/GA, 8 november 2024, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer

23/34014/GA

 

 

 

 

 

Betreft

[klager]

Datum

8 november 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen:

  1. het niet leveren van de door klager bestelde producten (ZB-2022-229);
  2. het niet leveren van de (juiste) door klager bestelde producten (ZB-2022-276).

De beklagrechter bij de PI Heerhugowaard heeft op 23 mei 2023 de klachten gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €29,- en €12,-. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Als bepaalde producten niet leverbaar zijn vanuit de inrichtingswinkel, dan wordt dit op de winkellijst aangeduid met de tekst OP of NL (niet leverbaar) en wordt het bedrag van de niet‑leverbare producten niet van het saldo van de gedetineerde afgehaald. Uit de klacht van klager valt niet op te maken dat hij heeft betaald voor de Ariel Pods, Snickers en de croissants. Uit navraag bij het personeel blijkt dat zij meerdere keren contact hebben opgenomen met de inrichtingswinkel over het niet leveren van de producten.

Daarnaast blijkt uit een eerdere uitspraak van de beroepscommissie, namelijk RSJ 18 februari 2019, R-18/1878/GA, dat de zorgplicht van de directeur niet zover strekt dat hij bij een niet volledige of niet deugdelijke bestelling van de inrichtingswinkel verplicht is om deze artikelen bij een (plaatselijke) supermarkt aan te schaffen. De directeur benadrukt dat er op 2 juni 2022 op directieniveau een bezoek is gebracht aan de inrichtingswinkel om de knelpunten te bespreken. Verder is niet gebleken dat klager een officiële klacht heeft ingediend bij de inrichtingswinkel. Tot slot merkt de directeur op dat er op de afdeling van klager ook wasmiddel wordt geleverd. Vanuit de inrichting wordt daarmee een alternatief geboden voor de niet-geleverde Ariel Pods.

 

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in beklag

Klager klaagt over winkelleveringen van 29 april 2022 en 6 mei 2022, waarbij een deel van de door hem bestelde producten niet zijn geleverd. Het staat vast dat de directeur niet uitdrukkelijk heeft beslist dat klagers boodschappen niet worden geleverd. Er is in die zin geen sprake van een beslissing van de directeur waartegen beklag kan worden ingesteld op grond van artikel 60 van de Pbw (vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31635/GA).

Het gaat – in het kader van deze klachten – om losstaande problemen waarvoor klager een oplossing wil. Het is niet de bedoeling dat in dergelijke gevallen meteen beklag wordt ingesteld. Het is immers “zinniger dat met het toezicht belaste medewerkers in staat worden gesteld op dergelijke klachten te reageren” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 77). Als de gedetineerde het vervolgens niet eens is met de beslissing op zijn – interne – klacht, dan kan hij daartegen beklag instellen.

Het verzoek om een oplossing kan worden gedaan bij de directeur zelf of – wat in de praktijk meer voor de hand ligt – bij bijvoorbeeld het afdelingshoofd. In elk geval moet de gedetineerde een concreet verzoek doen en niet bijvoorbeeld alleen benoemen ‘dat er iets is misgegaan’.

De beroepscommissie gaat ervan uit dat het voor gedetineerden duidelijk is bij wie dergelijke verzoeken kunnen worden gedaan en dat diegene ook benaderbaar is. Het is daarnaast óók denkbaar dat eerst een interne klachtprocedure wordt gevolgd, als manier om een oplossing te vinden.

Uit de klaagschriften volgt dat klager zijn klachten heeft besproken met zijn mentor. Uit de stukken volgt dat het personeel naar aanleiding van deze signalen contact heeft opgenomen met de inrichtingswinkel. Die reactie en de daaropvolgende uitkomst kan worden gezien als beslissing op klagers verzoek om een oplossing. Daartegen kan worden geklaagd (vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31635/GA). Klager is daarom terecht in zijn klachten ontvangen.

 

Inhoudelijke beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat de door klager bestelde boodschappen, namelijk de Ariel Pods, de Snickers en de croissants, niet aan hem zijn geleverd. Overigens komt het volgens klager zeer regelmatig voor dat producten niet geleverd worden, waarbij – volgens klager – de directeur geen actie heeft ondernomen om de leveringsproblemen te voorkomen. Deze klacht ziet echter alleen op de winkelleveringen van 29 april en 6 mei 2022, dus de beroepscommissie beperkt haar oordeel daartoe.

Volgens de directeur zijn de kosten van het niet-geleverde product niet van het saldo van klager zijn afgehaald. Klager heeft dat niet betwist en de beroepscommissie ziet geen reden om daaraan te twijfelen. Klager wilde kennelijk alsnog nalevering van de betreffende producten. Het personeel heeft naar aanleiding van klagers klachten contact opgenomen met de inrichtingswinkel, maar kennelijk heeft dit niet geleid tot nalevering van de producten.

Nalevering is niet altijd mogelijk en de directeur is ook niet gehouden om altijd niet, niet volledig of niet deugdelijk door de landelijke winkel geleverde artikelen bij een (plaatselijke) supermarkt of anderszins alsnog aan te schaffen (vergelijk in die zin RSJ 18 februari 2019, R‑18/1878/GA). Dit kan, afhankelijk van de gegeven omstandigheden en indien aantoonbare schade voor de gedetineerde is te voorzien, anders zijn.

Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat het voor klager heel vervelend is als producten (meerdere keren) niet kunnen worden geleverd, heeft de directeur in dit geval niet hoeven voorzien in nalevering. Het is niet gebleken dat de door klager bestelde producten in verband met – bijvoorbeeld – een specifiek dieet of een voedselallergie van klager noodzakelijk voor hem waren.

Gelet op het voorgaande is beroepscommissie van oordeel dat de beslissing op (in feite: afwijzing van) klagers verzoek om een oplossing niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 8 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. L. Veerkamp, secretaris.

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven