Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0080/GV, 2 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/80/GV

betreft: [klager] datum: 2 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 december 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft is het beroep als volgt toegelicht. Klager is het recht ontnomen om de begrafenis van zijn moeder bij te wonen. Zelfs moordenaars krijgen in dit land dat recht en mogen zelfs naar Turkije, Marokko en Italië afreizen en klager niet. Hij
vindt dit schandalig en heeft dan ook moeite om het te accepteren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar wegens overtreding van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. Zijn voorlopige v.i.-datum is 17
februari 2010. Het openbaar ministerie heeft positief geadviseerd met betrekking tot het bijwonen van de begrafenis evenwel alleen onder begeleiding. Artikel 24, derde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting sluit echter het bijwonen
van de uitvaart uit indien bewaking is aangewezen. Klager verblijft sinds 1987 regelmatig in detentie. Gedurende zes detenties is hij viermaal, in 1990, 1996, 2004 en 2005, ontvlucht. Gezien zijn detentiehistorie en aantal ontvluchtingen is er geen
vertrouwen in een onbegeleid incidenteel verlof. Mede gelet op het zwaarwegende advies van het Openbaar Ministerie is ervoor gekozen om klager incidenteel verlof te verlenen onder begeleiding van DV&O om vóór de begrafenis afscheid te kunnen nemen van
zijn moeder en is niet gekozen voor een onbegeleid verlof om aanwezig te zijn ten tijde van de begrafenis.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft geadviseerd om klager onder begeleiding van DV&O een afscheidsbezoek te laten brengen aan zijn moeder.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Arnhem heeft geen bezwaar tegen het bijwonen van de begrafenis evenwel alleen onder begeleiding.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens afpersing. De fictieve v.i.-datum is thans bepaald op 17 februari 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om hem incidenteel verlof te verlenen voor het bijwonen van de begrafenis van zijn moeder.

Uit artikel 24, eerste en derde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een ouder maar dat het bijwonen van de
uitvaart uitgesloten is indien bewaking is aangewezen. Zowel de directeur van de inrichting waar klager verblijft, als de advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem achtte bewaking/begeleiding van klager noodzakelijk. Klager heeft zich al viermaal
eerder aan detentie onttrokken. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verzoek rechtvaardigen. Daarbij komt dat klager wel in de
gelegenheid
is gesteld om vóór de begrafenis onder begeleiding afscheid te kunnen nemen van zijn moeder. Gelet op het bovenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals
bedoeld in artikel 4 onder a. van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 februari 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven