Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34669/GA, 5 november 2024, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer

23/34669/GA

 

 

 

 

 

 

Betreft

[…]

Datum

5 november 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[…] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het uitsluiten van deelname aan de arbeid, voor de duur van zes weken, omdat hij herhaaldelijk te laat op de arbeid verschijnt.

De beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet heeft op 29 juni 2023 formeel gegrond en materieel ongegrond verklaard (Ho-2022-361). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld, voor zover het beklag gegrond is verklaard.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De beslissing om klager uit te sluiten van arbeid is genomen op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Regeling arbeid gedetineerden (hierna: de Regeling). Aan het opleggen van een disciplinaire straf en een ordemaatregel zijn vormvereisten verbonden, zoals het horen van een gedetineerde voordat de beslissing opgelegd wordt en het op schrift stellen van de beslissing tot uitsluiting van deelname aan arbeid. Een beslissing genomen op grond van de Regeling hoeft – op basis van de wet en de wetsystematiek - niet aan dezelfde vormvereisten te voldoen.

In een voorlopig oordeel van de voorzitter van de beroepscommissie (RSJ 25 november 2021, 21/24276/SGA) wordt dit ook overwogen. Dat niet aan dezelfde vormvereisten hoeft te worden voldaan blijkt ook uit de Memorie van Toelichting (Stcrt. 2021, 28357) waarin de wetgever tweemaal expliciet het onderscheid tussen een disciplinaire straf en een beslissing tot structurele uitsluiting benoemt. Voorts bevat artikel 57, eerste lid, in samenhang met artikel 58 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) een limitatieve opsomming van beslissingen waarop de betreffende vormvereisten van toepassing zijn. Het uitsluiten van de arbeid op grond van de Regeling valt hier niet onder. Tot slot krijgen gedetineerden het Gedetineerde arbeidsreglement overhandigd bij binnenkomst. Klager heeft hiervan op 7 december 2021 kennis genomen en was er dus van op de hoogte dat hij bij meerdere waarschuwingen uitgesloten kon worden van de arbeid.

 

Standpunt van klager

Klager persisteert bij hetgeen hij in beklag heeft aangevoerd. Hij was er niet van op de hoogte dat hij arbeid had, omdat het weekrooster op de afdeling niet klopt en het rooster per week verschilt. Klager is daarnaast niet van de arbeid weggestuurd omdat hij zich zou hebben misdragen. Tot slot hebben de twee bijgevoegde rapporten met betrekking tot zijn degradatie niets te maken met zijn uitsluiting van de arbeid.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie overweegt als volgt. In artikel 57, eerste lid, in samenhang met artikel 58 van de Pbw is een opsomming opgenomen waaruit blijkt in welke gevallen de gedetineerde gehoord dient te worden en een schriftelijke mededeling dient te ontvangen. In deze bepalingen staat geen verwijzing naar de beslissing om een gedetineerde uit te sluiten van de arbeid op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Regeling. Daarnaast volgt naar het oordeel van de beroepscommissie ook niet uit de wetssystematiek dat een beslissing tot uitsluiting op grond van de Regeling aan dezelfde vormvereisten moet voldoen als bij bijvoorbeeld het opleggen van een disciplinaire straf of een ordemaatregel. De beroepscommissie kan de stelling van de directeur, dat hij geen verplichting had om in dit geval aan de genoemde vormvereisten te voldoen, dan ook volgen.

De beroepscommissie merkt op dat, hoewel de directeur hiertoe niet verplicht is, het in bepaalde situaties wel wenselijk kan zijn om een gedetineerde te horen en/of een schriftelijke mededeling van een beslissing uit te reiken (bijvoorbeeld in het kader van promoveren of degraderen en toezichtsmaatregelen bij gedetineerden met de status vlucht-/maatschappelijk risico). Gelet op het feit dat klager meerdere keren een waarschuwing heeft gekregen en hij op de hoogte was van de mogelijke gevolgen van het te laat op de arbeid verschijnen, overweegt de beroepscommissie dat in dit geval geen sprake is van een dergelijke situatie.

Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen, is de beslissing om een gedetineerde structureel uit te sluiten van deelname aan de arbeid op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Regeling niet voorbehouden aan de directeur. Artikel 5, vierde lid, van de Pbw benoemt de beslissingen waarbij dat wel het geval is, maar het structureel uitsluiten van deelname aan de arbeid op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Regeling staat hier niet bij.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, voor zover in beroep aan de orde, en het beklag in zoverre alsnog (geheel) ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde, en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 5 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. A.M.G Smit, leden, bijgestaan door mr. L. Veerkamp, secretaris.

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven