Nummer 23/35305/GA
Betreft klager
Datum 5 november 2024
Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen zijn overplaatsing naar een andere werkzaal.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 18 juli 2023 het beklag ongegrond verklaard (G-2023-600). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. S.N.M. Lousberg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepsrechter heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Sittard in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
De beroepsrechter heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken is de beroepsrechter van oordeel dat de beklagrechter het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Klagers raadsvrouw stelt dat er sprake is van dubbele bestraffing en verwijst in beroep naar artikel 4 van het zevende protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 50 van het EU-Handvest. Ook verwijst klagers raadsvrouw naar artikel 26.6 van de Europese Gevangenisregels (EPR), waaruit zou volgen dat het klager vrij staat welk type arbeid hij kiest.
De beroepsrechter stelt voorop dat de oplegging van een disciplinaire straf en de klachtprocedure voor de beklagrechter en in hoger beroep voor de beroepscommissie van de RSJ niet gelijkgesteld kan worden met een strafrechtelijke procedure als bedoeld in voormeld protocol van het EVRM. Dit geldt ook voor het aangehaalde artikel 50 van het EU-Handvest, nog los van het argument dat het EU-Handvest in deze procedure werking mist, nu het onderwerp van de klacht geen aangelegenheid betreft waarbij sprake is van tenuitvoerlegging van EU-recht (artikel 51, eerste lid, van het EU-Handvest).
In de jurisprudentie van de beroepscommissie is niettemin erkend dat het beginsel van ‘ne bis in idem’ ook geldt ten aanzien van disciplinaire straffen (zie bijvoorbeeld RSJ 20 december 2022, 22/25840/GA). In onderhavige zaak is hiervan echter geen sprake. Uit het verweerschrift van de directeur komt naar voren dat klager is verplaatst doordat hij geen continuïteit heeft kunnen bieden en dit op de werkzaal waar hij te werk is gesteld wel nodig is. Gedetineerden worden vervangen als ze langere tijd niet aanwezig kunnen zijn. Weliswaar wordt ook verwezen naar de aan klager opgelegde rapporten, maar dat maakt dit nog geen disciplinaire straf. De omstandigheid dat klager de wegplaatsing ervaart als een disciplinaire straf, betekent nog niet dat dit als zodanig heeft te gelden.
Aan artikel 26.6 van de EPR kan klager geen recht ontlenen waarop hij zich zou kunnen beroepen, omdat de EPR enkel internationale aanbevelingen inhouden en de status van ‘soft law’ hebben.
3. De uitspraak
De beroepsrechter verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 5 november 2024 gedaan door mr. M. Iedema, beroepsrechter, bijgestaan door mr. L. Veerkamp, secretaris.
secretaris voorzitter