Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2444/TB, 30 januari 2009, beroep
Uitspraakdatum:30-01-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2444/TB

betreft: [klager] datum: 30 januari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 16 september 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in het FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: Van Mesdag).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
Klager is op 6 februari 2006 opgenomen in FPC de Rooyse Wissel (hierna: de Rooyse Wissel). Op 27 juni 2008 heeft klager zich onttrokken aan het toezicht tijdens begeleid verlof bij zijn ouders. Klager is tot zijn aanhouding in de avond van 4 juli 2008
ongeoorloofd afwezig geweest. Op 8 juli 2008 is hij van het politiebureau te Heerlen overgebracht naar het huis van bewaring te Roermond. De Staatssecretaris heeft op 16 september 2008 beslist klager te plaatsen in de Van Mesdag. Klager is op 11
september 2008 gehoord over het voornemen hem in die inrichting te plaatsen. Deze overplaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Tijdens het horen heeft klager wel degelijk een zwaarwegend argument tegen de overplaatsing naar voren gebracht, namelijk dat de overplaatsing onoverkomelijke problemen oplevert voor bezoek van zijn sociale netwerk vanwege de reistijd van Zuid-Limburg
naar Groningen. Met name zijn vader, die als gevolg van een ernstig ongeval invalide is en zich slechts per rolstoel kan verplaatsen, kan niet regelmatig naar Groningen afreizen. De huisarts van klagers vader heeft bij schrijven van 4 december 2008
verklaard dat klagers vader ‘een hydrocephalus met een ernstige posttraumatische encefalopatie’ en forse lichamelijke en cognitieve beperkingen heeft, alsmede dat hij als gevolg van de hersenbeschadiging bovendien aan epilepsie lijdt, en dat hij
vanwege
zijn ziekte geen lange reizen kan maken. Klagers familie kwam wekelijks bij klager in de Rooyse Wissel op bezoek. Klager wil graag weer in die inrichting worden geplaatst.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Aan de bestreden beslissing ligt klagers ongeoorloofde afwezigheid ten grondslag. Volgens de aselecte plaatsingssystematiek is besloten hem in de Van Mesdag te plaatsen. Begrijpelijk is dat klager een voorkeur heeft voor plaatsing in de regio van zijn
sociale netwerk, maar daaraan kan geen gehoor worden gegeven gezien het belang van een spoedig vervolg van de behandeling en het voorkomen van leegstand in de huidige beperkte tbs-capaciteit. Daarbij komt dat plaatsing in de Rooyse Wissel ook vanuit
behandeloogpunt onwenselijk wordt geacht. Vanuit die inrichting is aangegeven dat sprake is van een vertrouwensbreuk tussen klager en zijn behandelaars.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot plaatsing van klager genomen na terugkeer van klager na ongeoorloofde afwezigheid, met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het
al
dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.

Blijkens een schrijven van 9 september 2008 van de Staatssecretaris aan klagers raadsman was eerder na overleg met de Rooyse Wissel besloten klager niet in die inrichting terug te plaatsen. In haar reactie op het beroep van 3 november 2008 heeft de
Staatssecretaris medegedeeld dat volgens de Rooyse Wissel sprake is van een vertrouwensbreuk tussen klager en zijn behandelaars.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn sociale netwerk en met name zijn vader, kan niet tot een ander oordeel leiden. Indien in alle gevallen rekening zou worden gehouden met de regionale voorkeur van tbs-gestelden, zou
dit leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging van de passantentermijn. Het belang dat tbs-gestelden na ongeoorloofde afwezigheid zo snel mogelijk worden geplaatst opdat hun behandeling zo spoedig
mogelijk weer kan aanvangen, weegt daarom in de regel zwaarder dan eventuele regionale voorkeur.
De beroepscommissie is voorts niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren
boven het belang van een plaatsing op korte(re) termijn in de Van Mesdag. Het is aan de inrichting te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang zal zijn dat zijn familieleden daarbij worden betrokken. De wijze waarop door
een tbs-inrichting invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager te plaatsen in de Van Mesdag, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 30 januari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven