Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/43710/SGA, 11 oktober 2024, schorsing
Uitspraakdatum:11-10-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer    24/43710/SGA
    
            
Betreft    [Verzoeker]
Datum    11 oktober 2024


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard (hierna: de directeur) heeft op 5 oktober 2024 beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek is ingeschreven als klaagschrift (ZB-2024-632).

 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

De voorzitter stelt vast dat verzoeker op 12 september 2024 vanuit het Detentiecentrum Schiphol naar de PI Heerhugowaard is overgeplaatst, waar hij bij gebrek aan informatie over de beoordelingstermijn en nu uit het selectieadvies volgde dat hij gedurende zijn verblijf in het Detentiecentrum Schiphol geen rapporten heeft ontvangen, in het plusprogramma is geplaatst. Vervolgens is hij op 2 oktober 2024 in het multidisciplinair overleg besproken. In dat overleg is opgemerkt dat verzoeker in het basisprogramma had moeten worden geplaatst, nu zijn ‘DBT-cyclus’ op 12 september 2024 had moeten aanvangen en hij op zijn vroegst zes weken later in het plusprogramma kan worden geplaatst. Naar aanleiding daarvan is op 
5 oktober 2024 beslist hem te degraderen naar het basisprogramma.

Bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma (degradatie) dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een kenbare belangenafweging te maken. Eveneens vaste rechtspraak van de beroepscommissie is dat de afwegingen die zijn gemaakt om tot de beoordeling te komen gemotiveerd en schriftelijk kenbaar dienen te worden gemaakt (vergelijk onder meer RSJ 13 juli 2016, 16/0799/GA). In het onderhavige geval is daarvan geen sprake. De directeur heeft nagelaten een op schrift gestelde degradatiebeslissing te overleggen waarin het gedrag is benoemd dat tot verzoekers degradatie heeft geleid en bovendien is, ook op basis van de op het schorsingsverzoek gegeven toelichting, niet gebleken dat de directeur dat gedrag heeft afgewogen tegen verzoekers structurele gedrag. Dat maakt de beslissing om verzoeker naar het basisprogramma te degraderen zodanig onredelijk of onbillijk dat er een spoedeisend belang is om de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan te schorsen.

Ten overvloede overweegt de voorzitter dat, indien na overplaatsing van een gedetineerde niet bekend is of de gedetineerde in de inrichting van herkomst in het basis- of plusprogramma was geplaatst, welke informatie aan die plaatsing ten grondslag heeft gelegen en wanneer het gedrag van de gedetineerde voor het laatst is beoordeeld en een beslissing over zijn plaatsing in het basis- of plusprogramma is genomen, het op de weg van de directeur ligt om daarover informatie in te winnen bij de inrichting van herkomst (vergelijk RSJ 1 mei 2023, 21/21880/GA, RSJ 29 maart 2024, 22/28816/GA).         

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.


Deze uitspraak is op 11 oktober 2024 gedaan door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven