Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/43965/STA, 18 oktober 2024, schorsing
Uitspraakdatum:18-10-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/43965/STA
    
            
Betreft    [Verzoeker]
Datum    18 oktober 2024


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
Het hoofd van FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de instelling) heeft op 
11 oktober 2024 opnieuw beslist tot verlenging van de eerst op 21 juni 2024 aan verzoeker opgelegde afzonderingsmaatregel.

Verzoekers raadsman, mr. F.N. Dijkers, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van het hoofd van de instelling op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De standpunten
Standpunt van verzoeker
De op 21 juni 2024 aan verzoeker opgelegde afzonderingsmaatregel is op 11 oktober 2024 voor de vierde keer verlengd. De maatregel is aanvankelijk opgelegd in verband met een intern onderzoek naar vermeende betrokkenheid van verzoeker bij een incident. Op dat moment bestond er een belang om hem af te zonderen. Het blijven voortduren daarvan is echter niet redelijk en billijk en voldoet niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De voorzitter heeft in de uitspraak op het schorsingsverzoek ten aanzien van de eerste verlengingsbeslissing overwogen dat op enig moment meer duidelijkheid aan verzoeker zou moeten worden verschaft en die duidelijkheid is tot op heden niet aan verzoeker gegeven. In de uitspraak op het schorsingsverzoek ten aanzien van de verlengingsbeslissing van 
13 september 2024 heeft de voorzitter overwogen dat het wenselijk is dat de voorwaarden voor opheffing van de maatregel alsnog (schriftelijk) aan verzoeker kenbaar worden gemaakt. Ook dat is niet gebeurd, zodat verzoeker nog steeds in onduidelijkheid verkeert over het interne onderzoek en niet weet hoe hij deze situatie kan doorbreken. 

Verzoeker is na vier maanden nog altijd geen verdachte in het opsporingsonderzoek van het Openbaar Ministerie, maar toch ondervindt hij beperkingen in zijn bewegingsvrijheid die die van een potentiële verdachte in een strafrechtelijk onderzoek ernstig overstijgen. Er is tot op heden geen duidelijkheid gegeven over het interne onderzoek. Naar verzoeker aanneemt is dat inmiddels (zo goed als) afgerond, maar van enige vooruitgang in het onderzoek is tot op heden niet gebleken. Voor zover de voortduring van de afzonderingsmaatregel is gelegen in het interne onderzoek, geldt dat ook minder ingrijpende maatregelen kunnen worden toegepast. Voor zover verzoekers gedrag (ook) aanleiding heeft gegeven voor het verlengen van de afzonderingsmaatregel, geldt dat daarover in eerste instantie bij oplegging van de maatregel niet werd gerept. Pas na vier weken afzondering werd in de aanvraag voor de machtiging voor verlenging van de maatregel gesteld dat verzoeker niet in samenwerking zou zijn, waarmee de grondslag voor de afzonderingsmaatregel opeens tweeledig werd. De motivering met betrekking tot verzoekers gedrag ziet niet op zijn gedrag tijdens de afzondering, maar op overtredingen en patronen van voordat verzoeker op 21 juni 2024 in afzondering werd geplaatst. Dat gedrag gaf op 21 juni 2024 geen aanleiding om verzoeker af te zonderen, maar werd na vier weken opeens als aanvullende onderbouwing gebruikt om de maatregel te verlengen. Niet is gebleken dat verzoeker zich de afgelopen tijd niet aan regels heeft gehouden. Verzoeker houdt zich aan de afspraken uit het stappenplan. 

Standpunt van het hoofd van de instelling
Het enkele vermoeden dat de veiligheid van zowel patiënten als personeel in het geding is, is voldoende zwaarwegend om verzoeker afgezonderd te houden. Deze vermoedens zijn bevestigd door camerabeelden en verklaringen van medepatiënten. Daarnaast is er overleg geweest met de officier van justitie en daaruit is gebleken dat het strafrechtelijk onderzoek nog loopt. Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of verzoeker uiteindelijk als verdachte wordt aangemerkt en de mogelijkheid bestaat dat dat alsnog gebeurt. Naast het strafrechtelijke onderzoek loopt ook het interne onderzoek nog steeds. Er zijn daarin geen nieuwe bevindingen die met verzoeker gedeeld kunnen worden. 

Naast de huidige verdenking van betrokkenheid bij drugshandel kent verzoeker ook een langdurig patroon van het overtreden van afspraken en regels. Eerdere en minder stringente interventies hebben niet tot gedragsverandering geleid. Verzoeker zet anderen, als hij meer bewegingsvrijheid heeft, aan tot het overtreden van regels, zoals het voor hem mee laten nemen van contrabande. Hij is niet in staat om zich aan gemaakte afspraken te houden, zodat het onverantwoord wordt geacht om hem een minder ingrijpende maatregel op te leggen. Anders dan verzoeker stelt gaat het niet (enkel) om gedragingen die zich vóór 21 juni 2024 hebben voorgedaan, maar misdraagt verzoeker zich steeds op de momenten dat hij meer vrijheden krijgt. Verzoeker maakt op dit moment in zijn stappenplan daarom stappen vooruit, maar net zo hard achteruit. Voor zover de voorzitter in de uitspraak op het schorsingsverzoek ten aanzien van de verlengingsbeslissing van 13 september 2024 heeft overwogen dat het wenselijk is dat de voorwaarden voor opheffing van de maatregel alsnog (schriftelijk) aan verzoeker kenbaar worden gemaakt, geldt dat het overgelegde stappenplan reeds op 
15 augustus 2024 aan verzoeker is verstrekt, zodat hij wel degelijk op de hoogte is van de manier waarop hij, los van lopende onderzoeken, de situatie kan doorbreken. Hierin is immers duidelijk beschreven wat het plan is ten aanzien van het afschalen van de afzonderingsmaatregel. Verzoeker zit sinds deze week in stap 4 van het stappenplan, zodat hij een aantal momenten op de afdeling of in de tuin heeft. 

De afzonderingsmaatregel die aan verzoeker is opgelegd wordt wekelijks tijdens de trajectcommissie en tijdens patiëntenbesprekingen  besproken, waarbij wordt geëvalueerd of het mogelijk is om verzoekers vrijheden te verruimen. Dit gebeurt op basis van een inschatting van de risico’s, verzoekers gedrag en de mate van samenwerking. Verder wordt de afzonderingsmaatregel eens in de twee weken besproken binnen de commissie dwang. Anders dan verzoeker stelt is er geen sprake van dat hij tijdens deze besprekingen wordt ‘vergeten’.    

 

3. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van het hoofd van de instelling slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

De voorzitter stelt vast dat de grondslag voor (het tot op heden laten voortduren van) de afzonderingsmaatregel tweeledig is: enerzijds wordt verzoeker afgezonderd vanwege het nog lopende interne onderzoek naar mogelijke betrokkenheid van verzoeker bij handel en gebruik van vervuilde drugs binnen de instelling en anderzijds geeft verzoekers gedrag volgens de instelling aanleiding om hem tot op heden af te zonderen. In RSJ 26 juli 2024, 24/42050/STA, overwoog de voorzitter reeds met betrekking tot het interne onderzoek dat op enig moment meer duidelijkheid aan verzoeker zou moeten worden verschaft. Dat is, zo begrijpt de voorzitter, tot op het heden niet gebeurd. Met betrekking tot verzoekers gedrag overweegt de voorzitter dat aan de verlengingsbeslissingen van 19 juli 2024, 15 augustus 2024 en 
13 september 2024 (mede) ten grondslag is gelegd ‘dat verzoeker een langdurig patroon van het overtreden van afspraken en regels kent’ en dat hij ‘bij meer bewegingsvrijheid anderen aanzet tot het overtreden van regels’. Tot op heden is echter niet concreet/inzichtelijk gemaakt hoe verzoekers gedrag in afzondering is en hoe dat gedrag aanleiding geeft om de afzondering te laten voortduren. In het overgelegde stappenplan zijn afspraken opgenomen waaraan verzoeker zich dient te houden. Verzoeker heeft gesteld dat dat het geval is. Het is voor de voorzitter niet inzichtelijk of en op welke wijze verzoeker zich al dan niet aan de gemaakte afspraken houdt.  

Tegen de achtergrond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat onvoldoende is gemotiveerd dat het afzonderen van verzoeker op dit moment nog noodzakelijk is en dat, als het beperken van verzoekers bewegingsvrijheid noodzakelijk wordt geacht, niet met een minder ingrijpende maatregel kan worden volstaan. Gelet daarop zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

4. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.


Deze uitspraak is op 18 oktober 2024 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven