Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/43451/GV, 30 oktober 2024, beroep
Uitspraakdatum:30-10-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/43451/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    30 oktober 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De – zo begrijpt de beroepscommissie – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 12 september 2024 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. R.I. Kool en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling
Klager is sinds 11 juli 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van veertien jaar en acht maanden met aftrek, wegens stalking en moord. Aansluitend dient hij een tbs maatregel met dwangverpleging te ondergaan. De datum waarop de aan klager opgelegde tbs-maatregel ingaat is momenteel bepaald op 28 februari 2028.

Incidenteel verlof
In artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, omdat hij een examen dient af te leggen voor het afronden van zijn opleiding tot makelaar. Klager stelt dat hij uiterlijk in januari 2025 het examen dient af te leggen, omdat de door hem behaalde studiemodules daarna niet meer geldig zijn. Verweerder heeft klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen, omdat het verlenen van incidenteel verlof voor het afleggen van een examen niet langer mogelijk zou zijn.

De beroepscommissie overweegt dat het, zoals de raadsman opmerkt, juist is dat artikel 21, eerste lid, van de Regeling qua tekst en inhoud onveranderd is gebleven na inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen. Ook is het op zichzelf juist dat de gronden voor het verlenen van incidenteel verlof, die in de artikelen 22 tot en met 29 van de Regeling vermeld staan, niet limitatief zijn. 

De beroepscommissie is evenwel met verweerder van oordeel dat incidenteel verlof voor het afleggen van een examen, sinds de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen, niet langer de aangewezen verlofvorm is. Uit de Memorie van Toelichting bij de Wet straffen en bescherming (Kamerstukken II 2018/19, 35 122, nr. 3) volgt namelijk dat de wetgever er welbewust voor heeft gekozen om artikel 30 van de Regeling (oud) te laten vervallen. De achterliggende gedachte van de wetgever daarbij is, blijkens de eerdergenoemde Memorie van Toelichting, dat er geen noodzaak meer bestaat voor het verlenen van incidenteel verlof om deze reden. Een gedetineerde zou een examen immers af kunnen leggen in het kader van re integratieverlof. De wetgever heeft het afleggen van een examen ook expliciet genoemd als voorbeeld waarvoor (kortdurend) re-integratieverlof zou kunnen worden verleend.

De beroepscommissie is daarom van oordeel dat verweerder klagers verzoek om incidenteel verlof in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Klagers beroep kan op dit punt dan ook niet slagen. 

Kortdurend re-integratieverlof
Verweerder heeft er in de bestreden beslissing op gewezen dat klager ook niet in aanmerking komt voor kortdurend re-integratieverlof. De einddatum van klagers detentie is namelijk bepaald op 28 februari 2028, waarna de aan hem opgelegde tbs-maatregel met dwangverpleging zal aanvangen. 

De beroepscommissie acht de beslissing van verweerder om aan klager ook geen kortdurend re-integratieverlof te verlenen, niet onredelijk of onbillijk. Daartoe overweegt zij als volgt.

Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat een verlof als hier aan de orde enkel kan plaatsvinden onder begeleiding van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O). Klager heeft immers een fors strafrestant en dient na het ondergaan van zijn detentie nog een tbs-maatregel met dwangverpleging te ondergaan. Verweerder heeft echter ook aangegeven dat de DV&O een verlof als hier aan de orde, waarbij hoogstwaarschijnlijk meerdere studenten tegelijk een examen afleggen, niet begeleidt. In deze situatie kan de DV&O de orde, rust en veiligheid namelijk niet waarborgen. Klager heeft niet betwist dat sprake is van het afleggen van een examen met meerdere studenten tegelijk.

Conclusie
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie nog als volgt. Voor zover de raadsman stelt dat verweerder nadere informatie op had moeten vragen bij klager of de casemanager om nog bestaande vragen te laten beantwoorden, is de beroepscommissie van oordeel dat klager in beroep deze nadere informatie had kunnen verschaffen. Dit is echter nagelaten. De stelling van de raadsman kan dan ook niet leiden tot een ander oordeel.

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 30 oktober 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.R.K.A.M Waasdorp, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven