Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1937/TA, 8 januari 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1937/TA

betreft: [klager] datum: 8 januari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 juli 2008 van de beklagcommissie bij de Oostvaarderskliniek, locatie Amsterdam, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 27 november 2008, gehouden in de locatie Zwolle.
Klager en de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting hebben laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing om het bezoek van klagers schoonzuster onder toezicht te laten plaatsvinden.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Door de algemene regel in te stellen dat het eerste bezoek onder toezicht plaatsvindt, omzeilt de inrichting de gebruikelijke rechtsgang omdat er dan geen sprake zou zijn van een beslissing van het hoofd van de inrichting waartegen beklag kan worden
ingediend. De wetgever heeft het recht op bezoek van dusdanig belang geacht dat dit expliciet als recht in de wet is vastgelegd. Beperking op dit recht kan alleen op grond van de wet plaatsvinden. De inrichting kan niet rechten buiten de wet om in haar
eigen algemene regels inperken. Een dergelijke ‘algemene regel’ is een verkapte individuele beslissing, waartegen beklag kan worden ingediend.
Klagers schoonzuster heeft de inrichting vanuit het buitenland gebeld met het verzoek om het bezoek te regelen. Met maatschappelijk werk heeft zij de afspraak gemaakt dat zij een dag na aankomst bij haar ouders in Rotterdam zou worden gescreend. De
maatschappelijk werker deelde klager mee dat hij zelf had besloten om niet op bezoek te gaan en de screening telefonisch te doen. Een dag later zou zijn schoonzus op bezoek komen. Die dag is klager meegedeeld dat er toezicht zou worden uitgeoefend op
het bezoek. Dit gebeurde zonder dat klager een beslissing van het hoofd van de inrichting is overhandigd met de reden voor het toezicht. Geïnformeerd naar de reden voor het toezicht is klager meegedeeld dat het in de inrichting regel is dat het eerste
bezoek onder toezicht plaatsvindt. Geen van de limitatief in de wet vermelde redenen werd opgegeven.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verblijft sinds 27 februari 2008 op afdeling 5. In de afdelingsregels van afdeling 5 is de regel opgenomen dat bij het
eerste bezoek toezicht wordt uitgeoefend. Klager heeft bezoek aangevraagd voor zijn schoonzuster. Omdat zij kort in Nederland zou zijn, is zij niet volgens de gebruikelijke procedure gescreend, maar is er slechts telefonisch contact geweest tussen de
maatschappelijk werker en klagers schoonzuster. De beslissing tot uitoefenen van toezicht bij het bezoek van klagers schoonzuster is genomen omdat zij niet volgens de gebruikelijke procedure was gescreend en omdat in de afdelingsregels van afdeling 5
is
opgenomen dat het eerste bezoek van onbekende personen onder toezicht zal plaatsvinden.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk in het beklag verklaard omdat hij de beslissing van het hoofd van de inrichting niet zou hebben afgewacht maar enkel voorafgaand aan die beslissing de algemene regels ten aanzien van toezicht op bezoek
ter discussie zou hebben willen stellen.

De beroepscommissie is van oordeel dat klagers beklag van 28 januari 2008 voorafgaand aan een eventuele beslissing van het hoofd van de inrichting is ingediend en zal in zoverre het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie
bevestigen.

Klagers beklag van 28 maart 2008 is, gelet op de schriftelijke reactie van de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting van 15 mei 2008, wel gericht tegen een daadwerkelijke beslissing van het hoofd van de inrichting om het bezoek van klagers
schoonzuster onder toezicht te laten plaatsvinden. De beroepscommissie zal voor wat betref dit beklag de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog in het beklag ontvangen.

Uit de reactie van de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting van 15 mei 2008 volgt dat op afdeling 5 de regel geldt dat bij het eerste bezoek van een bezoeker toezicht wordt uitgevoerd.
De beroepscommissie is van oordeel dat een dergelijke afdelingsregel in strijd is met het bepaalde in artikel 37, vierde lid, Bvt en artikel 35, derde lid, Bvt.
Uit artikel 37, vierde lid, Bvt juncto artikel 35, derde lid, Bvt volgt dat het hoofd van de inrichting kan bepalen dat tijdens het bezoek toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:
a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
c. de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde;
d. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven en
e. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
De inhoud van de afdelingsregel zoals weergegeven door de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting strookt niet met de dwingende bepalingen van de Bvt en is onverbindend.
Op verzoek van de beroepscommissie zijn de afdelingsregels van afdeling 5 aan het secretariaat van de Raad gefaxt. Op pagina 2 onder ‘bezoek’ staat vermeld:
‘Het eerste bezoek van bij de sociotherapie nog onbekende personen wordt begeleid en wordt beperkt tot maximaal 1 uur. Tijdens de evaluatie van de sociotherapie wordt beslist over de verdere fasen van het bezoek. (...)’.
Deze passage wijkt af van de reactie van de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting van 15 mei 2008 en dit verschil is, nu er geen vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting ter zitting is verschenen, ook niet nader toegelicht.
Daarbij komt dat naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk is geworden dat het toezicht noodzakelijk was met het oog van een of meer van de belangen als vermeld in artikel 35, derde lid, Bvt.
De beroepscommissie zal gelet op het bovenstaande het beklag alsnog gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft het beklag van 28 januari 2008 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Ten aanzien van het beklag van 28 maart 2008 vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie, ontvangt klager alsnog in het beklag en verklaart het beklag gegrond. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op
€ 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 januari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven