Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39352/GA, 23 oktober 2024, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39352/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    23 oktober 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de gang van zaken in de inrichting, waardoor hij te lang in het arrestantenregime heeft verbleven. 

De beklagrechter bij de PI Grave heeft op 29 februari 2024 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €7,50 (GO 2023-671). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw, mr. E. van de Rakt, de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Er is geen sprake van een beslissing van de directeur in de zin van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet waartegen beklag openstaat. 

Uit jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat de directeur de zorgplicht heeft om de arrestant die is geplaatst in het arrestantenregime tijdig ter selectie aan te bieden (RSJ 11 augustus 2022, 21/23779/GA). Hiertoe moet de directeur tijdig een selectieadvies aan de selectiefunctionaris zenden. Daarna gaat de verantwoordelijkheid over naar de selectiefunctionaris. Die verantwoordelijkheid past binnen het bepaalde in artikel 25, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). 

In het kader van de uitplaatsing uit het arrestantenregime gelden er twee termijnen. Ten eerste de beoordeling van het gedrag van een gedetineerde zes weken na de aanvang van de detentie in het kader van promoveren en degraderen en daarnaast de uitplaatsing uit het arrestantenregime acht weken na aanvang van de detentie. Beide procedures moeten op elkaar worden afgestemd. De beoordeling van het gedrag van de over te plaatsen gedetineerde wordt betrokken in het selectieadvies en dit advies wordt vervolgens betrokken in de selectiebeslissing. De Dienst Individuele Zaken (DIZ) en de inrichting behoren beide procedures op elkaar af te stemmen, zodat tijdig het gedrag wordt beoordeeld, tijdig het selectieadvies door de directeur wordt ingediend en de selectiefunctionaris tijdig de feitelijke uitplaatsing uit het arrestantenregime regelt. 

Klager is op 15 augustus 2023 als arrestant binnengekomen. Hij is in het multidisciplinair overleg besproken en het selectieadvies is na de behandeling door de vrijhedencommissie op 29 september 2023 doorgezet naar de selectiefunctionaris. Op 2 oktober 2023 is de selectiebeslissing ontvangen en op 17 oktober 2023 is klager overgeplaatst naar een andere inrichting. Uit het voorgaande volgt dat klager tijdig ter selectie is aangeboden aan de selectiefunctionaris en dat tijdig een selectieadvies is uitgebracht. De verantwoordelijkheid voor de feitelijke overplaatsing is naar de selectiefunctionaris overgegaan. 

De beklagcommissie overweegt dat het feit dat de gedetineerde langer dan acht weken in het arrestantenregime heeft verbleven voor rekening komt van de directeur, nu klager in de zesde week van zijn verblijf in het multidisciplinair overleg wordt besproken en te verwachten valt dat de wettelijke termijn van acht weken bij enige (externe) onvoorziene vertraging wordt overschreden. Hoewel de beklagcommissie aangeeft dat “het weliswaar niet nodig zal zijn om het multidisciplinair overleg al binnen twee weken te houden”, geeft zij niet aan binnen welke termijn een arrestant dan wel in het multidisciplinair overleg besproken moet zijn om het handelen van de directeur als voldoende voortvarend aan te merken. 

Dat het voor risico van de directeur komt dat klager niet tijdig is overgeplaatst door externe factoren, is onredelijk. De directeur heeft geen zicht op het al dan niet bestaan van een eventuele wachtlijst voor een inrichting. 

Ook bij arrestanten met een detentie langer dan acht weken wordt het gedrag geobserveerd, gerapporteerd en beoordeeld op basis van het toetsingskader zoals opgenomen in bijlage 1 van de Regeling. De beoordeling van het gedrag van arrestanten vindt, conform landelijke afspraken hierover en in overeenstemming met de beoordelingstermijn zoals opgenomen in artikel 1d, derde lid, van de Regeling, plaats in het multidisciplinaire overleg dat in de zesde week van de detentie gehouden wordt. Een beschrijving van het gedrag van de gedetineerde en de beslissing van de vrijhedencommissie worden in het selectieadvies opgenomen, zodat de selectiefunctionaris een gewogen beslissing kan nemen en de gedetineerde in het geval van een promotiebeslissing in de vervolginrichting kan instromen in een plusprogramma. 

De directeur ziet zich genoodzaakt de procedures voor rapportage, beoordeling en bespreking aan te passen. De gedetineerde zal (met de wettelijke beslistermijn van de selectiefunctionaris van zes weken als uitgangspunt) al in de tweede week van zijn verblijf in de inrichting ter selectie worden aangeboden zonder in het multidisciplinaire overleg te zijn besproken. Dat zal tot gevolg hebben dat het gedrag van de gedetineerde niet in het selectieadvies wordt opgenomen, omdat de tijd waarover de verschillende disciplines dan zullen beschikken om zich een goed beeld te vormen van het gedrag van de gedetineerde, simpelweg te kort is. 

Standpunt van klager
Klager heeft in beroep geen standpunt kenbaar gemaakt. 

 

3. De beoordeling
De situatie
Klager heeft zich in beklag op het standpunt gesteld dat de directeur van de PI Grave heeft verzuimd om klager tijdig over te plaatsen naar een reguliere gevangenisafdeling en dat hij daarmee zijn zorgplicht heeft geschonden. De beroepscommissie begrijpt klagers klacht als gericht te zijn tegen het te laat aanbieden van een selectieadvies aan de selectiefunctionaris, zodat klager kon worden overgeplaatst naar een inrichting die over een reguliere gevangenisafdeling beschikt. 

De regelgeving
De directeur besluit op grond van artikel 1d van de Regeling over promotie en degradatie. De gedetineerde komt op grond van het derde lid van dat artikel in aanmerking voor promotie, wanneer hij gedurende zes weken na aanvang van de detentie gewenst gedrag zoals bedoeld in bijlage 1 en bijlage 2 van de Regeling heeft laten zien. 

Op grond van artikel 1e, aanhef en onder e, van de Regeling zijn gedetineerden die de eerste acht weken van hun detentie in een arrestantenregime verblijven uitgesloten van promotie of het plusprogramma. 

De inhoudelijke beoordeling 
Het selectieadvies is na zes weken en drie dagen sinds de aanvang van klagers verblijf in het arrestantenregime ingestuurd en de selectiefunctionaris heeft vervolgens na drie dagen beslist. Klager heeft daarna ruim twee weken op de wachtlijst gestaan en is uiteindelijk (dus) na acht weken en zes dagen in een regulier gevangenisregime geplaatst. 

Arrestanten zijn op grond van artikel 1e, aanhef en onder e, van de Regeling de eerste acht weken uitgesloten van promotie of het plusprogramma. Wel kunnen zij bij de plaatsing in een reguliere gevangenis eventueel direct in een plusprogramma worden geplaatst. Daartoe is noodzakelijk dat het selectieadvies vermeldt of klager in het plus- of basisprogramma moet worden geplaatst. Een gedetineerde wordt beoordeeld aan de hand van de beoordelingscriteria die zijn vermeld in de bijlagen van de Regeling. De beoordelingsperiode van ’gewone’ gedetineerden betreft zes weken. 

De beroepscommissie begrijpt dat de directeur er de voorkeur aan geeft om een arrestant ook in de zesde week van zijn verblijf te bespreken, ook al geldt die termijn op zichzelf dus niet voor arrestanten. Of dat op tijd is, hangt – gelet op RSJ 11 augustus 2022, 21/23779/GA – onder meer af van wat de ervaring van de directeur met de – feitelijke – beslistermijn van de selectiefunctionaris in dit soort zaken. Daarbij spreekt de beroepscommissie overigens de wens uit dat de directeur(en) en de selectiefunctionaris hier onderling afspraken over maken, zodat een waarborg voor de tijdige overplaatsing van arrestanten wordt gerealiseerd. 

In dit geval is de beroepscommissie – op basis van andere beroepszaken – ambtshalve bekend dat de selectiefunctionaris ten aanzien van arrestanten uit de PI Grave in de betreffende periode steeds snel heeft beslist (veelal binnen enkele dagen en in elk geval vóór afloop van de achtwekentermijn). Tegen deze achtergrond kan het na zes weken en drie dagen aanbieden van een selectieadvies in dit geval niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klager is uiteindelijk door het bestaan van een wachtlijst een kleine week te laat overgeplaatst. Dat kan de directeur echter niet worden tegengeworpen. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 23 oktober 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. C. Fetter en mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven