Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2700/GV, 8 december 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2700/GV

betreft: [klager] datum: 8 december 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.M. Breukink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 oktober 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers gevangenisstraf is inmiddels onherroepelijk. Hij is vader van een zesjarig zoontje. Zijn zoontje heeft op 24 augustus 2007 een herseninfarct gehad, waarvoor hij is opgenomen in het
ziekenhuis. Per 3 september 2007 verblijft zijn zoontje weer thuis. Hij volgt een intensief poliklinisch revalidatieprogramma en hij zal in beginsel levenslang medicatie moeten gebruiken. De revalidatie valt klagers zoontje zwaar. Hij zal opnieuw een
groot aantal basisvaardigheden moeten aanleren. Klager neemt in het leven van zijn zoontje een belangrijke plaats in. Dat klager hem niet bij het revalidatieproces kan ondersteunen is voor klager een trieste zaak. Zijn zoontje kan hem niet bezoeken in
de inrichting. Dergelijke bezoeken zouden het revalidatieproces benadelen. De behandelend artsen en de kinderpsycholoog geven aan dat het voor het zoontje belangrijk is dat hij zijn vader ziet en zij ondersteunen daarom het verzoek om
strafonderbreking.
Volgens de Staatssecretaris is er
– gehoord de Medisch Adviseur – geen medische noodzaak voor een strafonderbreking. Klager kan zich niet met dat oordeel verenigen. Juist in een bijzonder geval als het onderhavige kan niet worden volstaan met een andere vorm van verlof. De behandelend
specialisten stellen immers dat het in het belang van de revalidatie is, dat het zoontje zo min als mogelijk wordt blootgesteld aan spanning en stress. Klager is van mening dat hij, mede gelet op de artikelen 36 en 22 van de Regeling tijdelijk verlaten
van de inrichting (hierna: de Regeling), voldoet aan de voorwaarden voor strafonderbreking. Klager verwijst naar een uitspraak van de beroepscommissie van 16 november 2005 (met kenmerk 05/2608/GV) waarin het beroep gegrond was omdat de persoonlijke
aanwezigheid van de klager gewenst was in verband met de thuisrevalidatie van klagers echtgenote. Klager is van mening dat er voldoende redenen zijn hem strafonderbreking te verlenen voor de duur van drie maanden. In die drie maanden zou veel bereikt
kunnen worden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van één week, zulks teneinde zijn zoontje te kunnen ondersteunen. Klager heeft zijn zoontje eerder bezocht middels incidenteel verlof onder begeleiding. De Staatssecretaris heeft ten aanzien van
het onderhavige verzoek advies ingewonnen bij de Medisch Adviseur. De Medisch Adviseur heeft aangegeven dat een strafonderbreking niet geïndiceerd is, maar dat wel gedacht kan worden aan incidenteel verlof onder begeleiding. Het verzoek om
strafonderbreking is daarom afgewezen. Er is nog geen verzoek om incidenteel verlof ontvangen door de Staatssecretaris. Wel is er een positief advies voor een dergelijk verlof ingekomen en de Staatssecretaris zal een dergelijk verzoek – voor zover een
en ander nu kan worden overzien – dan toewijzen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zuyderbos heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.
De Medisch Adviseur heeft aangegeven dat er geen medische indicatie is voor strafonderbreking maar dat positief geadviseerd wordt op omgekeerd bezoek.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het toekennen van strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar en 10 maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal en opzetheling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 21 september 2010. Aansluitend dient hij eventueel een
subsidiaire hechtenis van drie dagen en 110 dagen vervangende hechtenis in verband met een drietal aan klager opgelegde schadevergoedingsmaatregelen te ondergaan.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 36 van de Regeling
is bepaald dat strafonderbreking (mede) kan worden verleend voor de verzorging van een ernstig ziek kind. Ten aanzien van een te verlenen strafonderbreking geldt voorts dat in een geval als het onderhavige voldaan moet worden aan de in artikel 22 van
de
Regeling daaraan gestelde eisen.
De eerste vraag die beantwoording behoeft is, of hier sprake is van een geval waarvoor strafonderbreking kan en moet worden verleend. Op zich is aannemelijk dat de fysieke en psychische toestand van klagers zoontje kan worden gelijkgesteld aan een
ernstige ziekte. De vraag is vervolgens evenwel of er sprake is van een noodzaak voor het toekennen van een strafonderbreking. Enerzijds geldt dat klager een (mogelijk) positieve bijdrage zal kunnen leveren aan het revalidatieproces en dat er dan
sprake
kan zijn van een spannings- en stressverminderende situatie voor het zoontje. Anderzijds geldt evenwel dat de medisch adviseur heeft aangegeven dat er op zich geen medische indicatie bestaat voor een strafonderbreking, terwijl voorts het leveren van
een
bijdrage aan het revalidatieproces niet op voorhand kan worden gelijkgesteld aan de verzorging van een ziek kind. Deze laatste twee omstandigheden wegen in dit geval zwaarder. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, leidt ertoe dat
de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Dat geldt temeer nu namens de Staatssecretaris is aangegeven dat, indien er sprake is van een verzoek om incidenteel verlof
met het doel zijn zoontje te bezoeken, klager in aanmerking komt voor toekenning van dat incidenteel verlof.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 december 2008

secretaris voorzitter

Naar boven