Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2186/GA, 10 december 2008, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2186/GA

betreft: [klager] datum: 10 december 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de zeer beperkt beveiligde inrichting De Fleddervoort te Veenhuizen,

gericht tegen een uitspraak van 29 augustus 2008 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 november 2008, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.F. de Ruijter de Wildt, en [...], unit-directeur van genoemde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is door de inrichting genoeg onderzoek verricht. Beide partijen zijn gehoord. Klager heeft zich, nadat hij rond 10.00 uur ontslagen was bij zijn werkgever, niet in de inrichting gemeld, maar is direct op weekeindverlof gegaan. Ook na terugkeer van
zijn weekeindverlof heeft klager zijn ontslag niet zelfstandig gemeld.
Voorafgaande aan de tewerkstelling wordt met gedetineerden een intakegesprek gehouden en worden gedetineerden erop gewezen dat zij onregelmatigheden met de werkgever moeten melden. De unit-directeur heeft zelf de disciplinaire straf opgelegd.
Normaal begint vrijdags het werk om 07.00 uur en gedetineerden mogen dan om 15.30 weg met weekeindverlof. De werkgever heeft aangegeven dat hij klager had medegedeeld dat hij zich moest melden bij de inrichting. De door klager genoemde medegedetineerde
wilde geen verklaring afleggen.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vrijdags worden door de gedetineerden slechts halve dagen gewerkt. Klager is die dag om 11.00 uur met verlof gegaan. De ploegbaas heeft klager ontslagen en klager is vervolgens naar de directeur van het bedrijf gegaan. Met hem heeft klager een
woordenwisseling gehad. Volgens klager wil een medegedetineerde wel een verklaring afleggen. Het intakegesprek duurt heel kort en daarin wordt niets verteld over een ontslag door de werkgever.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager op 16 mei 2008 op staande voet is ontslagen door zijn werkgever en dat hij vervolgens met weekeindverlof is gegaan zonder dat ontslag zelf aan de inrichting te melden. Voorts heeft klager bij terugkeer in de inrichting op 18 mei
2008 geen melding gemaakt van dat ontslag op staande voet. De werkgever heeft op vrijdagochtend 16 mei 2008 het ontslag van klager gemeld aan de inrichting.

De beroepscommissie is van oordeel dat indien een werkgever de inrichting bericht dat hij een gedetineerde heeft ontslagen, de directeur van de inrichting niet gehouden is zelfstandig de reden van het ontslag nader te onderzoeken. De directeur mag in
deze afgaan op de mededeling van de werkgever. In dit geval is door klager ook aangeven dat hij na ontslag door de ploegbaas een woordenwisseling heeft gehad met de directeur van het bedrijf. Klager heeft zijn werkzaamheden op vrijdagochtend derhalve
niet op een normale manier beëindigd en hij heeft zich na zijn ontslag niet per ommegaande gemeld bij de inrichting. Klager is die ochtend direct met weekeindverlof gegaan en heeft zich derhalve onttrokken aan detentie. Vervolgens heeft klager dat
ontslag bij terugkeer in de inrichting, na zijn weekeindverlof, niet zelf gemeld.
Klager betwist dat hem verteld is dat hij onregelmatigheden met de werkgever aan de inrichting moest melden. De beroepscommissie is van oordeel dat het ontslag op 16 mei 2008 zodanig was dat klager had moeten en kunnen weten dat hij dit moest melden
aan
de inrichting.
Gezien het voorgaande kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, J.L. Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr., S.A.H. de Bruin, secretaris, op 10 december 2008

secretaris voorzitter

Naar boven