Nummer 24/41070/GM
Betreft [Klager]
Datum 14 oktober 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klaagster)
1. De procedure
Klaagster heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Ter Peel te Sevenum (hierna: de inrichtingsarts). Klaagster beklaagt zich erover dat er ondanks haar polsklachten geen MRI-scan van haar pols is gemaakt.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klaagster en […], hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de (digitale) zitting van 6 september 2024.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Klaagster is op de hoogte van de termijn voor het instellen van beroep en zij heeft binnen die termijn beroep ingesteld. Wanneer klaagster precies het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur heeft ontvangen, weet zij niet meer.
Klaagster heeft eerder verzocht om het maken van een röntgenfoto, maar zij wist dat dat uiteindelijk niet zoveel zou opleveren. Daarom heeft zij daarna om een MRI-scan gevraagd. Daar is op 25 april 2024 contact over geweest met de inrichtingsarts, die reageerde dat zij moest wachten en dat er bij aanhoudende klachten verder zou worden gekeken naar een eventuele passende behandeling. Klaagster heeft het idee dat de inrichtingsarts haar niet serieus heeft genomen. Haar pols had nader moeten worden onderzocht om te beoordelen of sprake is van zenuwschade en of die blijvend is. De klachten zijn tot op heden niet verminderd en er is ook geen nieuw onderzoek gedaan.
Pas toen klaagster daarop aandrong is er contact geweest met de neuroloog. Aan de buitenkant is niet te zien of de pols binnenin is beschadigd. Het is voor klaagster ook belangrijk dat het goed staat vermeld in het medisch dossier. Nu is genoteerd dat klaagster een foto gemaakt wil hebben, terwijl het haar om een MRI-scan is te doen. Klaagster moet dit bij de inrichtingsarts telkens maar herhalen.
Standpunt van de inrichtingsarts
De inrichtingsarts en de neuroloog hebben op 25 april 2024 contact gehad en de situatie van klaagster besproken. Zij kwamen tot de conclusie dat een verwijzing naar de neuroloog voor een MRI-scan op dat moment niet noodzakelijk was. Ook zou een MRI-scan of een foto geen andere behandelmogelijkheden hebben geboden. De klachten kunnen goed worden verklaard. Het is ongebruikelijk om in een geval als dit alsnog door te verwijzen, ook nu de neuroloog te kennen heeft gegeven dat dit niet nodig is. Klaagster was tijdens haar verblijf in de locatie Ter Peel onder de aandacht van de medische dienst. Mocht haar toestandsbeeld veranderen, dan zal opnieuw naar haar klachten worden gekeken. Voor het overige wordt aangesloten bij het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur.
3. De beoordeling
Heeft klaagster tijdig beroep ingesteld?
Ingevolge artikel 71d, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wordt het beroepschrift ingediend uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de medisch adviseur. De mededeling van de medisch adviseur is gedateerd 16 mei 2024. Niet bekend is wanneer het afschrift van die mededeling aan klaagster is uitgereikt. Het afschrift van de mededeling van de medisch adviseur is klaagster toegezonden en op zijn vroegst de volgende dag, op 17 mei 2024, door klaagster ontvangen. Klaagster heeft op 25 mei 2024 een beroepschrift ingediend.
Klaagster heeft te kennen gegeven dat zij niet meer weet wanneer zij het afschrift van de mededeling van de medisch adviseur heeft ontvangen, maar dat zij op de hoogte is van de beroepstermijn en dat zij na ontvangst van het afschrift binnen die termijn beroep heeft ingesteld.
De beroepscommissie is van oordeel dat, mede gelet op de nadere toelichting van klaagster, er geen reden is om aan te nemen dat het beroep niet binnen zeven dagen na ontvangst van het afschrift van de mededeling van de medisch adviseur is ingesteld.
Inhoudelijke overweging
Klaagster heeft verzocht om een zenuwonderzoek of het maken van een MRI-scan om te onderzoeken of er schade aan een zenuw in haar pols is. De inrichtingsarts heeft klaagster daarvoor niet verwezen naar een medisch specialist. Uit het medisch dossier en wat op de zitting is besproken volgt dat de inrichtingsarts (op 7 maart 2024) klaagsters pols, hand en onderarm heeft onderzocht. De klachten die klaagster ervoer, kunnen voldoende worden verklaard door een perifere zenuwbeknelling of een zenuwbeschadiging. Onder die omstandigheden is het niet onzorgvuldig om klaagster niet door te verwijzen naar een medisch specialist voor nader onderzoek. Hoewel op een MRI-scan de (eventuele) schade zichtbaar kan zijn, zal de uitslag van een dergelijk onderzoek geen andere behandelmogelijkheden bieden. Deze zienswijze wordt gedeeld door de neuroloog, met wie de inrichtingsarts contact heeft opgenomen (weliswaar na het indienen van de klacht, maar de bevindingen van de neuroloog bevestigen dat het door de inrichtingsarts gevoerde beleid adequaat is).
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 14 oktober 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter