Nummer 24/41294/GM
Betreft [Klager]
Datum 24 oktober 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij zich niet veilig genoeg voelt om zijn psychologische problemen met de afdelingspsycholoog van de terroristenafdeling (TA) te bespreken.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft het hoofd behandeling en een GZ-psycholoog van de TA-afdeling gehoord op de (digitale) zitting van 6 september 2024. Klager had eveneens digitaal aan de zitting kunnen deelnemen. Klager heeft aangegeven dat hij daar geen gebruik van wilde maken en heeft afstand gedaan van zijn recht om op de zitting te worden gehoord.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het valt onder de plicht van de inrichting om klager goede zorg te bieden. Anders dan wat in het bemiddelingsverslag staat, is het hoofd behandeling nooit bij klager geweest voor een gesprek. Aan hem is door een bewaarder gevraagd om het beklag in te trekken. Het is jammer dat het lang duurt voordat klager naar aanleiding van zijn klacht wat hoort. Klager gaat niet in beklag tegen het schenden van het beroepsgeheim.
Standpunt van de inrichtingsarts
Klager verblijft inmiddels niet meer op de TA-afdeling. Hij is op een andere unit geplaatst en ook daar vinden er gesprekken tussen hem en een psycholoog plaats. Klager heeft moeite om andere mensen te vertrouwen. Hij vroeg ook aan de psycholoog van de TA-afdeling om een psycholoog van buiten de TA te spreken en hij heeft laten weten dat hij door die psycholoog wil worden behandeld.
Klager is bang dat wat hij op de TA afdeling met de psycholoog bespreekt in een dossier terechtkomt en dat ook anderen zoals het afdelingspersoneel, het afdelingshoofd en de directeur deze informatie kunnen inzien. Klager denkt dat de informatie voor een nieuwe veroordeling kan worden gebruikt. Klager heeft veel gesprekken gevoerd over de veiligheid en de psycholoog heeft benadrukt dat er zeer oplettend en zorgvuldig met klagers informatie wordt omgegaan. Aan klager is regelmatig uitgelegd dat de psycholoog een beroepsgeheim heeft en dat de afdeling geen inzicht heeft in zijn dossier. Sommige informatie wordt om veiligheidsredenen vastgelegd. Als dergelijke informatie wordt gedeeld, wordt dat aan klager verteld. Aan klager is ook uitgelegd dat het beroepsgeheim slechts kan worden doorbroken op het moment dat het gaat over toekomstige feiten en dat de psycholoog een behandeldossier en niet een strafdossier bijhoudt. Klager heeft afstand genomen van zijn detentieverleden en om dat goed af te sluiten, wil hij niet in gesprek gaan met een psycholoog die aan justitie is verbonden.
Het is voor klager een principiële zaak. Hij wil dat het systeem anders wordt ingericht. Klager wil graag met een schone lei beginnen zodra hij niet meer gedetineerd zit. Er is geprobeerd om zoveel mogelijk in algemene bewoordingen het medisch dossier bij te houden. Klager heeft ook een folder verstrekt gekregen waarin wordt uitgelegd dat een gedetineerde op grond van artikel 7:455, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) een verzoek kan doen om (delen van) het medisch dossier te verwijderen. Ondanks dat hij wantrouwend is, blijft hij wel in behandeling.
3. De beoordeling
Met klager zijn meerdere gesprekken gevoerd waarin hem is uitgelegd dat zijn gesprekken met de psycholoog op de TA afdeling vertrouwelijk zijn en alleen zijn bedoeld om hem te helpen en te behandelen en dat met zijn behandelgegevens vertrouwelijk wordt omgegaan. Zoals op de zitting is benadrukt, heeft de psycholoog een beroepsgeheim en verstrekt de inrichtingsarts geen informatie aan andere instanties of PI medewerkers die niet bij klagers behandeling zijn of worden betrokken. Mocht er toch informatie worden gedeeld, dan wordt klager hiervan op de hoogte gebracht. Zoals op de zitting ook is toegelicht door het hoofd zorg en de GZ-psycholoog, staat het klager vrij om op grond van artikel 7:455, eerste lid, BW een verzoek in te dienen om gegevens uit het medisch dossier te vernietigen. Klager is over die wettelijke mogelijkheid ingelicht.
De beroepscommissie heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze informatie. Niet aannemelijk is geworden dat klager, zoals hij heeft gesteld, een goede reden heeft zich onveilig te voelen of dat medische gegevens van hem aan anderen zijn verstrekt.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 24 oktober 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter