Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/43673/SJA, 9 oktober 2024, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/43673/SJA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    9 oktober 2024


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker], geboren op 15 april 2003 (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
De directeur van de Justitiële Jeugdinrichting Lelystad (hierna: de directeur) heeft op 27 september 2024 beslist tot opschorting van verzoekers verlof. 

Verzoekers raadsvrouw, mr. G.I.T. Spaan, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Is de beslissing beklagwaardig?
Volgens de directeur is geen sprake van een beslissing waartegen beklag openstaat. De voorzitter begrijpt dat het gaat om een beslissing tot het tijdelijk niet verlenen, oftewel het opschorten, van planmatig verlof volgens verzoekers verlofplan, waarvoor een ministeriële machtiging is afgegeven. Een beslissing tot opschorting van verlof is, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, wat betreft de rechtsgevolgen gelijk te stellen aan een beslissing over de beperking van verlof (artikel 65, eerste lid, onder g, in samenhang met artikel 30, vierde lid, van de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen (Bjj)). Daartegen staat beklag open.

Formele gebreken
De directeur moet de jeugdige horen voordat hij beslist over de beperking van verlof (artikel 61, eerste lid, aanhef en onder g, in samenhang met artikel 30, vierde lid, van de Bjj). Uit de stukken volgt dat verzoeker op 27 september 2024 een gesprek heeft gehad met de senior, behandelcoördinator en teammanager waar hij te horen heeft gekregen dat hij voorlopig niet op verlof kan. Dit kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet gelijk worden gesteld aan een hoorgesprek. 

Een beslissing over de beperking van verlof moet onverwijld schriftelijk worden uitgereikt aan de jeugdige (artikel 62, eerste lid, in samenhang met 61, eerste lid, aanhef en onder g, en artikel 30, vierde lid, van de Bjj). Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is er sprake van strijd met dit vereiste, omdat de beslissing van 27 september 2024 pas op 3 oktober 2024 per e mail naar verzoekers raadsvrouw is verstuurd.

De omstandigheid dat de directeur verzoeker niet heeft gehoord en de beslissing niet (tijdig) is uitgereikt is in dit geval echter onvoldoende om het verzoek toe te wijzen.

Inhoudelijke beoordeling
Op 27 september 2024 heeft de directeur beslist om verzoekers verlof op te schorten. Volgens verzoeker is toen mondeling aan hem medegedeeld dat dit kwam omdat er was gebleken dat er een onbekend telefoonnummer op zijn telefoon was gevonden, en omdat hij geen goede invloed had op de groep. Verzoeker vindt dit niet begrijpelijk, omdat zijn verzoek om overplaatsing naar een andere groep op 9 september 2024 is afgewezen. Ook is op dat moment niet gesproken over verloven die niet goed zouden zijn verlopen. Verzoeker is juist aangemeld voor een nieuwe school. Over zijn ov-chipkaart stelt verzoeker dat hij in overleg met zijn moeder en de inrichting in Assen is uitgestapt, omdat hij vanwege zijn veiligheid liever niet in Groningen uitstapt en de wegen rondom Groningen waren afgesloten.

Volgens de directeur is beslist tot het opschorten van verlof, vanwege de op 27 september 2024 bekend geworden resultaten van het uitlezen van zijn mobiele telefoon. Daaruit bleek dat hij heeft gelogen over middelengebruik en over de gang van zaken tijdens verlof. Bij het uitlezen van zijn ov-chipkaart is gebleken dat verzoeker zich in de vier keer dat hij op sociaal verlof is geweest, niet aan zijn verlofplanning heeft gehouden. Daarnaast spelen er vermoedens van het invoeren van drugs, omdat elke keer als verzoeker terugkomt van verlof, daarna de hele groep onder invloed is. Verzoeker heeft zich volgens de directeur niet aan de verlofvoorwaarden gehouden en daarom is beslist om hem voorlopig niet op verlof te laten gaan. Tijdens het gesprek op 27 september 2024 zei verzoeker dat hij daarna ging blowen op zijn kamer en na het avondeten zag hij er stoned uit. De dag erna is er een half opgerookte sigaret gevonden en op 1 oktober 2024 weigerde verzoeker een urinecontrole.

Ook als de omstandigheden die zich voordeden na het nemen van de beslissing niet worden meegenomen, kan de beslissing van de directeur naar het voorlopig oordeel van de voorzitter op voorhand niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarom zal de voorzitter het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.


Deze uitspraak is op 9 oktober 2024 gegeven door mr. M. Iedema, voorzitter, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven