Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2135/TP, 21 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2135/TP

betreft: [klager] datum: 21 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.M. Heemskerk, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een fictieve beslissing van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep. Zij acht zich aan de hand van de onderliggende stukken voldoende ingelicht. Om die reden zijn klager en zijn raadsman mr. R.M. Heemskerk
niet
in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft geen beslissing genomen inzake verlenging van de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst. Op grond van artikel 12, derde lid, Bvt
wordt het niet nemen van een beslissing gelijkgesteld met het nemen van een beslissing tot verlenging van de passantentermijn, waarbij van belang is dat daardoor sprake is van feitelijk voortgezet verblijf als passant in een penitentiaire inrichting
(p.i.).

2. De feiten
Klager is bij op 17 juni 2007 onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in een p.i., thans de p.i. Haaglanden, locatie Zoetermeer.
Op 21 februari 2008 heeft de Staatssecretaris beslist klager te plaatsen in het FPC Oostvaarderskliniek. Klager is op 29 oktober 2008 in die kliniek opgenomen.

3. De standpunten
Namens klager is in beroep het volgende naar voren gebracht.
Klager wacht al meer dan een jaar op plaatsing in een tbs-inrichting, terwijl het Hof te Den Haag bij arrest van 17 februari 2006 onder meer nadrukkelijk heeft overwogen dat men verwacht dat klagers paranoïde waansysteem zonder behandeling nog verder
zal uitbreiden. Klager hoort niet thuis in een p.i. ten tijde van het indienen van het beroep is hij geselecteerd voor plaatsing in een tbs-inrichting, maar is hij nog steeds niet daarin geplaatst ondanks herhaalde toezegging dat dit niet langer dan
een
aantal weken zou duren.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Sinds de uitspraak van de Hoge Raad van 21 december 2007 wordt aan tbs-passanten een tegemoetkoming aangeboden voor een duur van de passantentermijn van vier of meer maanden. Klager is bij brief van 23 januari 2008 op de mogelijkheid van een
tegemoetkoming gewezen, ten bedrage van € 225,= per maand vanaf de vijfde maand van de passsantentermijn en € 350,= per maand vanaf de zevende maand van de passantentermijn, met telkens een driemaandelijkse verhoging van € 125,= per maand bij
voortgezet
verblijf in een p.i. Klager heeft om die reden geen belang bij het beroep.
Voor zover klager met zijn beroep heeft beoogd een spoedigere plaatsing in een tbs-kliniek af te dwingen, geldt dat klager vanaf 17 juni 2007 op de wachtlijst voor selectie en plaatsing stond. Het capaciteitstekort kan volgens vaste jurisprudentie van
de beroepscommissie een grond vormen voor uitstel van plaatsing in een tbs-inrichting, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een zodanige psychische conditie van klager dat een langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is.
Vanuit de inrichting van verblijf zijn geen signalen van detentieongeschiktheid ontvangen. Zodra de opgevraagde medische verklaring is ontvangen, zal deze worden nagezonden. Op grond van het vorenstaande was er geen aanleiding om klager thans met
voorrang boven andere wachtenden te plaatsen in een tbs-inrichting.
Klager is op 29 oktober 2008 geplaatst in het FPC Oostvaarderskliniek.

4. De beoordeling
Het beroep richt zich tegen de fictieve beslissing tot verlenging van de passantentermijn, waardoor het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. op dat moment feitelijk voortduurt. Klager heeft, los van de door de Staatssecretaris aangeboden
tegemoetkoming, belang bij de vaststelling of dit voortduren van de passantentermijn onrechtmatig is en kan derhalve in het beroep worden ontvangen.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is de feitelijke voortzetting van het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. tengevolge van het capaciteitsgebrek, ongeacht of hieraan een al dan niet fictieve beslissing tot verlenging van
de passantentermijn ten grondslag ligt, in het licht van de
op 10 november 2004 onherroepelijk geworden uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 11 mei 2004 in de zaak Brand (no. 49902/99) in strijd met het recht vanaf het moment dat dit verblijf zes maanden heeft geduurd.

De Hoge Raad Bij heeft bij arrest van 21 december 2007 (C06/194/HR, LJN BB5074) het principale cassatieberoep van de Staat, gericht tegen het arrest van het Hof te Den Haag van 27 april 2006, verworpen. Bij laatstvermeld arrest heeft het Hof geoordeeld
dat het in beginsel onrechtmatig is een tbs-gestelde langer dan vier maanden op behandeling in een tbs-kliniek te laten wachten.
In het licht hiervan is de beroepscommissie van oordeel dat de feitelijke voortzetting van het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. tengevolge van het capaciteitsgebrek, ongeacht of hieraan een al dan niet fictieve beslissing tot verlenging
van de passantentermijn ten grondslag ligt, in strijd is met het recht vanaf het moment dat dit verblijf vier maanden heeft geduurd.

De totale duur van het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. bedroeg ten tijde van de fictieve beslissing meer dan vier maanden.

Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot voortzetting van het passantenverblijf te worden vernietigd.

Nu het voortduren van klagers passantentermijn in strijd is met het recht, diende klager zo spoedig mogelijk in een tbs-inrichting te worden geplaatst. Het vorenstaande leidt ertoe dat de beroepscommissie niet meer met behulp van een medische
verklaring
de detentiegeschiktheid van tbs-passanten zal beoordelen. Mede in verband hiermee acht zij het van groot belang dat de Staatssecretaris de penitentiaire inrichtingen erop wijst de situatie van een tbs-passant in relatie tot zijn
detentie(on)geschiktheid
nauwlettend te volgen.

De beroepscommissie is, gehoord de Staatssecretaris en gelet op haar jurisprudentie d.d. 4 mei 2005 (nummer 04/1869/TPT), van oordeel dat in gevallen als hiervoor bedoeld een financiële tegemoetkoming dient te worden toegekend, waarvan de hoogte dient
te worden vastgesteld op een bedrag van € 225,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. vier maanden heeft geduurd en € 350,= per maand vanaf de zevende maand van de passantentermijn, tot de dag waarop plaatsing
in
een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag telkens na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i., in dit geval tot 29 oktober 2008, wordt verhoogd met een bedrag van €
125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij stelt vast dat aan klager, ten laste van de Staatssecretaris, een geldelijke tegemoetkoming toekomt ten bedrage van € 225,= per maand vanaf de
dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. vier maanden heeft geduurd en € 350,= per maand vanaf de zevende maand van de passantentermijn, tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit
bedrag telkens na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i., in dit geval tot 29 oktober 2008, wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 november 2008

secretaris voorzitter

Naar boven