Nummer 24/43468/GV
Betreft klager Datum 30 september 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
De – zo begrijpt de beroepscommissie – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 20 september 2024 klagers verzoek om strafonderbreking of incidenteel verlof afgewezen.
Klagers raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft verzocht om strafonderbreking, dan wel om incidenteel verlof, om afscheid te kunnen nemen van zijn ex-partner (de moeder van zijn dochter) en met name om zijn dochter te kunnen ondersteunen. Klagers ex-partner heeft gekozen voor euthanasie, gepland op 7 oktober 2024. Klagers dochter is pas dertien jaar oud en klager wil er graag voor haar zijn in deze moeilijke periode. Klager is zijn eigen vader op jonge leeftijd verloren en dit heeft bij hem voor opstandig gedrag en het niet goed verwerken van zijn verdriet gezorgd. Klager wil zijn dochter hiervoor behoeden.
Vanuit de politie zijn er geen bezwaren tegen het opgegeven verlofadres. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd over incidenteel verlof onder begeleiding. Daarbij geeft het OM aan onbegeleid verlof te risicovol te vinden, nu klager nog niet is behandeld. Klager heeft het grootste gedeelte van zijn gevangenisstraf uitgezeten. Hij is gedurende zijn detentie anderhalf jaar behandeld door HumaneZorg. Dat klager nog niet behandeld zou zijn, is dan ook onjuist. Een brief van klagers behandelaar wordt overgelegd. Daarin wordt aangegeven dat de behandeling goed verloopt.
Klager heeft sinds oktober 2023 geen positieve urinecontrole meer gehad, vertoont goed gedrag binnen detentie en verblijft in het plusprogramma. In het verslag van de risicotaxatie en delictanalyse die op 1 mei 2024 is afgenomen, wordt eveneens genoemd dat op basis van de historische gegevens een terugval in algemeen crimineel gedrag als laag tot matig wordt ingeschat. De risico’s op ernstig lichamelijk geweld en op acuut dreigend geweld worden daarnaast als laag ingeschat. Wanneer er geen klinische opname zal plaatsvinden, wordt het risico genoemd dat klager overvraagd zal worden en op langere termijn het recidiverisico toeneemt. Nu het een verzoek betreft met betrekking tot het verlaten van de inrichting voor een zeer korte periode, is het recidiverisico op de langere termijn niet relevant voor de beoordeling.
Klager heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlof onder begeleiding van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O), nu hij het voor zijn dochter belastend zou vinden als zij op haar jonge leeftijd zo’n emotioneel en kwetsbaar moment niet alleen kan zijn met haar vader en familie, maar in de aanwezigheid van medewerkers van DV&O.
Standpunt van verweerder
Klager is sinds 27 november 2023 voor de duur van zes weken gedegradeerd geweest nadat uit uitgeluisterde telefoongesprekken was gebleken dat hij in verband kon worden gebracht met het treffen van voorbereidingen om, met behulp van buitenaf, contrabande de inrichting binnen te brengen. Daarnaast zijn destijds in klagers cel sporen aangetroffen van synthetische drugs en is hijzelf, op 17 november 2023, zichtbaar onder invloed van middelen op de afdeling aangetroffen. Blijkens de vervolgens afgenomen urinecontrole heeft klager positief gescoord op het gebruik van cocaïne. Ondanks het tijdsverloop vormt dit ernstige incident een contra-indicatie voor het verlenen van (onbegeleide) vrijheden aan klager.
Uit de risicotaxatie en delictanalyse die op 1 mei 2024 is afgenomen volgt dat risicofactoren worden gezien in de combinatie van klagers persoonlijkheidsstoornis en het middelengebruik. Klager lijkt het meest gebaat bij een klinische behandeling waar aandacht is voor zowel de verslavingsgevoeligheid als persoonlijkheidsfactoren en trauma-gerelateerde situaties.
Uit het advies van de reclassering van 26 juni 2024 volgt dat gezien het justitiële verleden, de verslavingsproblematiek en het psychosociaal functioneren van klager sprake is van een hoog risico op recidive en letselschade. Interventies in een justitieel kader – zoals een klinische opname – worden dan ook noodzakelijk geacht om de risico’s te verkleinen en om de kans op een succesvolle resocialisatie te vergroten.
Dat klager gedurende zijn detentie is behandeld door HumaneZorg, maakt niet dat de risico’s op dit moment zijn teruggebracht tot een dusdanig aanvaardbaar niveau dat klager in aanmerking kan komen voor (onbegeleide) vrijheden. Daarbij komt dat de reclassering – ondanks het feit dat klager tijdens zijn detentie al is gestart met behandeling – in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling een klinische behandeling in een Forensisch Psychiatrische Kliniek aansluitend op de detentie noodzakelijk acht.
Ten overvloede geldt dat uit het advies met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidstelling volgt dat klagers dochter momenteel in een pleeggezin verblijft. Daarbij is onduidelijk of klager onbegeleide omgang met zijn dochter kan en mag hebben of dat dit momenteel onder begeleiding van bureau Jeugdzorg plaatsvindt. Wanneer dit laatste het geval is, heeft dit gevolgen voor het daadwerkelijk realiseren van het contact tussen klager en zijn dochter wanneer in dat kader vrijheden worden verleend.
Hoewel het invoelbaar is dat klager zijn dochter graag wil ondersteunen, is er sprake van de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder b, c, en e, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling).
3. De beoordeling
Klager is sinds 20 mei 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar en zeven maanden met aftrek, wegens medeplegen van de voorbereiding van moorden. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 28 oktober 2024.
De regelgeving
In artikel 21 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Incidenteel verlof kan indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden.
In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 23 in samenhang met artikel 36 van de Regeling kan incidenteel verlof of strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een in ernstig psychische nood verkerend kind van de gedetineerde.
In artikel 4 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd. Op grond van artikel 4, aanhef en onder b, van de Regeling wordt verlof geweigerd in geval van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Op grond van artikel 4, aanhef en onder c, ven de Regeling wordt verlof geweigerd in geval van ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, drugsgebruik of een poging tot invoer van contrabande. Op grond van artikel 4, aanhef en onder e, van de Regeling wordt verlof geweigerd in geval van risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de gestoorde of agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde.
De situatie
Klager heeft verzocht om strafonderbreking of (indien strafonderbreking niet mogelijk is) incidenteel verlof, om afscheid te kunnen nemen van zijn ex-partner (tevens de moeder van zijn dochter), om de uitvaart bij te wonen en om zijn dochter te ondersteunen.
Strafonderbreking
Bij het nemen van beslissingen over het verlenen van vrijheden moet verweerder de ten aanzien van klager relevante risico’s betrekken. In het meest recente advies van de reclassering van 26 juni 2024 staat dat klager vanaf zijn dertiende jaar uitgebreid justitieel bekend is met vooral veroordelingen voor gewelds- en vermogensdelicten. Klager heeft diverse straffen opgelegd gekregen, waarbij deze meerdere keren werden voorzien van bijzondere voorwaarden. Het is volgens de reclassering zeer zorgelijk dat klager, ondanks de vele interventies, met justitie in aanraking blijft komen en zijn leefsituatie en gedrag problematisch lijken te blijven. In dat advies staat verder dat de risico’s op recidive en op letselschade als hoog worden ingeschat en dat HumaneZorg klager ook buiten kan begeleiden en toeleiden naar passende hulp.
Alleen al gelet op het voorgaande in combinatie met het feit dat strafonderbreking, die altijd in onbegeleide/onbewaakte vorm wordt verleend, vergaande vrijheden met zich meebrengt, is de beroepscommissie van oordeel dat klagers verzoek om strafonderbreking in redelijkheid kon worden afgewezen.
Incidenteel verlof
De ernst van de situatie staat niet ter discussie. De beroepscommissie begrijpt dat klager in deze situatie graag bij zijn ex-partner en dochter wil zijn. Aan het belang van het kind moet naar het oordeel van de beroepscommissie bovendien veel waarde worden gehecht.
Incidenteel verlof kan – in tegenstelling tot strafonderbreking – onder begeleiding of bewaking plaatsvinden. De beroepscommissie kan zich, gelet op het voorgaande en gelet op het advies van het OM, voorstellen dat aan klager incidenteel verlof onder begeleiding of bewaking zou worden verleend. Het is echter onduidelijk of en op welke manier dit gerealiseerd zou kunnen worden, nu uit het advies vanuit de inrichting met betrekking tot klagers voorwaardelijke invrijheidstelling volgt dat klagers dochter in een pleeggezin verblijft en dat hij onder begeleiding van Jeugdzorg en zijn casemanager zijn dochter in de inrichting heeft gezien. Het is voor de beroepscommissie daarmee onduidelijk of het gewenst is dat klager buiten de inrichting (onbegeleid) contact met zijn dochter heeft. Bovendien heeft klager aangegeven bezwaar te hebben tegen verlof onder begeleiding of bewaking.
Conclusie
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing – ondanks klagers inzet en de behandeling bij HumaneZorg – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 30 september 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. G.C. Bos, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter