Nummer 24/41617/GB
Betreft klager
Datum 2 oktober 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI).
De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming heeft dat verzoek op 11 juni 2024 afgewezen.
Klagers raadsman, mr. M.L. van Gaalen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is – op moment van schrijven – 20 jaar. Voor zover klager een rol zou hebben gehad bij het incident dat tot zijn recente overplaatsing heeft geleid, geldt dat zijn jonge leeftijd en beïnvloedbaarheid hierbij mogelijk een rol hebben gespeeld. Klager heeft baat bij plaatsing in een JJI, gelet op de aard van zo’n inrichting.
Standpunt van verweerder
Verweerder refereert zich aan het oordeel van de beroepscommissie.
3. De beoordeling
Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen. Hij wil graag in een JJI worden geplaatst, omdat hij op dit moment een jeugddetentie ondergaat en hij gebaat zou zijn bij plaatsing in een JJI.
Volgens vaste jurisprudentie kan een jeugddetentie alleen in een uiterste noodsituatie ten uitvoer worden gelegd in een PI. Verweerder heeft in de bestreden beslissing gewezen op een recente “strafoverplaatsing”. De beroepscommissie merkt op dat een overplaatsing geen bestraffend karakter mag hebben op grond van de wet, maar begrijpt dat recente betrokkenheid bij incidenten een reden kan zijn om iemand niet in een JJI te plaatsen.
Voor zover uit het dossier blijkt, is sprake geweest van één incident. Dit bestond uit het (in groepsverband) niet opvolgen van instructies van het personeel, het herhaaldelijk doen van verbaal agressieve/bedreigende uitingen en het schreeuwen en schoppen tegen de deur. Meer dan dit is niet bekend. In het dossier bevindt zich geen selectieadvies en dat blijkt er bij navraag ook niet te zijn. Dat verbaast de beroepscommissie, niet alleen omdat dat er normaal altijd wel is, maar ook omdat juist in een zaak als deze een advies van bijvoorbeeld een gedragsdeskundige – al dan niet als onderdeel van het multidisciplinair overleg – zeer relevant kan zijn.
Het beschreven incident kan op zichzelf – dus zonder nadere toelichting – de conclusie dat sprake is van een uiterste noodsituatie niet dragen. Capaciteitstekorten binnen de JJI’s kunnen evenmin tot die conclusie leiden (vergelijk RSJ 3 maart 2021, R 20/7349/GB), temeer nu in het gevangeniswezen óók sprake is van capaciteitsproblemen.
Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Deze uitspraak is op 2 oktober 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter