Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2110/JA, 8 december 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2110/JA

betreft: [klager] datum: 8 december 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Rentray te Zutphen,

gericht tegen een uitspraak van 20 augustus 2008 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op[1989], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 oktober 2008, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder, zijn gehoord namens voormelde directeur, [...], eerste behandelaar, en klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.C.
Vlielander.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft klagers tijdelijke overplaatsing naar de j.j.i. Eikenstein te Zeist voor de duur van veertien dagen wegens zijn betrokkenheid bij een geweldsincident in de j.j.i. Rentray te Zutphen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is standaard beleid binnen de j.j.i. dat jongeren zich niet mogen bemoeien met conflicten. Dit is ook bekend bij klager.
Op 15 juli 2008 heeft zich een geweldsincident in de j.j.i. voorgedaan waarin klager zich gemengd heeft, terwijl hem eerder is gezegd dat hij zich niet moet mengen in incidenten waarbij hij niet betrokken is. Een groepsleidster heeft hem er tussenuit
willen trekken en klager draaide zich om en heeft bewust de arm van de groepsleidster op haar rug gedraaid. Hierbij is een spier in haar arm gescheurd en zij heeft zich onder doktersbehandeling moeten stellen. Door meerdere medewerkers is gezien dat
klager opzettelijk de arm heeft omgedraaid. Klager heeft aangegeven dat hij de belaagde groepsleidster wilde helpen. In zijn verklaring direct na het gebeurde heeft klager echter gezegd dat het zijn burgerplicht is om een groepsgenoot in nood te
helpen.
Klager heeft ook op geen enkele manier zijn excuses gemaakt over zijn optreden. Zowel het mengen in een conflict met anderen, maar vooral het niet nemen van verantwoordelijkheid voor de verwonding van de groepsleidster was reden om een tijdelijke
overplaatsing te verzoeken. Fysiek geweld tegen medewerkers wordt binnen Rentray niet getolereerd.
Diezelfde dag is met het personeel gesproken over het incident. De volgende dag zijn de betrokken jongeren gehoord en hun verklaringen stemmen in het algemeen overeen met de verklaringen van de groepsleiding. Over klagers aandeel zijn geen specifieke
verklaringen afgelegd. Het incident is gezien door personeelsleden van andere afdelingen.
Klager heeft op 5 mei 2008 twee jongeren die met elkaar een conflict hadden uit elkaar getrokken. Toen de groepsleiding erbij kwam heeft klager zich teruggetrokken. Bij het bespreken van de dag heeft hij hierover positieve feedback ontvangen.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Dat het klager genoegzaam bekend was dat hij zich niet in het conflict had dienen te mengen is geheel niet af te leiden uit hetgeen door Rentray is aangevoerd. Vast staat dat klager voor zijn betrokkenheid bij een eerder conflict, het uit elkaar halen
van twee jongeren op 5 mei 2008, geen negatieve feedback heeft gekregen. Hoe klager uit dit incident had moeten afleiden dat hij zich in de toekomst niet op positieve wijze in conflicten mocht mengen is volstrekt onduidelijk.
In het verslag van het horen van klager na het incident van 15 juli 2008 staat: ‘jij geeft zelf aan dat je zag dat jouw groepsgenoot door het lint ging, jij wilde hem helpen en ook de groepsleiding omdat je dacht dat deze het niet aankon’. Ook in dit
verhoor heeft klager reeds aangegeven dat het hem erom ging de situatie te deëscaleren en te voorkomen dat de groepsgenoot dingen zou doen die de situatie zouden kunnen verergeren.
Klager heeft aangegeven dat hij in het geheel niet doorhad dat de groepsleidster hem weg wilde trekken uit de situatie. Hij heeft pas later gemerkt dat de groepsleidster achter hem stond en dat zij kennelijk haar arm had bezeerd. Bij het incident waren
geen andere medewerkers betrokken dan de twee groepsleiders en de vraag rijst welke medewerkers het gebeuren hebben waargenomen. Een groepsgenoot van klager, [...], heeft een schriftelijke getuige verklaring naar klagers raadsman gestuurd. Hier
staat:’daarop werd hij met beide handen door een van de groepsleiders vastgehouden (stevig), naar achteren getrokken, waardoor een hand van de groepsleidster [...] vast bleef haken in zijn capuchon en toen draaide [klager] zich om en [groepsleidster]
wilde meedraaien maar dat lukte niet’.
Klager heeft tijdens zijn correctieplaatsing de betreffende groepsleidster een brief gestuurd. Daarin heeft hij aangegeven dat het hem spijt dat hij zich met iets bemoeide wat niet mocht en dat hij het vervelend vindt dat zij pijn heeft opgelopen bij
het incident. De betreffende groepsleidster werkt nu op een andere groep.
Klager vindt het jammer dat de directie niet naar hem geluisterd heeft. De directie heeft zelf tijdens de beklagzitting gezegd dat het moeilijk was na te gaan wat klagers bedoeling bij het incident was. Klager probeerde zijn groepsgenoot eruit te
trekken. Hij heeft niet gehoord dat hij zich moest terugtrekken.
Door de correctieplaatsing is klagers behandeling gestagneerd. Klager zat in een versneld traject en na zijn terugplaatsing in Rentray is klager in een normaal traject gezet. Nu de klacht door de beklagcommissie gegrond is verklaard had klager weer in
het versneld traject moeten worden teruggeplaatst.

3. De beoordeling
Vaststaat dat klager betrokken was bij het incident tussen een groepsgenoot en de groepsleidster op 15 juli 2008. Klager betwist dat hij alleen zijn groepsgenoot wilde helpen en hij ontkent dat hij opzettelijk de arm van de groepsleidster heeft
omgedraaid. Door en namens klager is aangevoerd dat hij zich eerder in een conflict tussen twee groepsgenoten heeft gemengd en daar positieve feedback voor heeft ontvangen. Wat daar ook van zij in het onderhavige geval heeft klager zich gemengd in een
conflict tussen een groepsleidster en een jongere. De beroepscommissie is van oordeel dat juist in behandelinrichtingen aandacht wordt besteed aan het deëscaleren van problemen. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat klager had moeten en
kunnen
weten dat hij zich niet moest bemoeien met conflicten. Juist door zich te mengen in een conflict kan een geweldspiraal in gang worden gezet.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat er voldoende aanleiding was om klager een ordemaatregel op te leggen.

Ter zitting zijn namens de directeur geen nadere getuigenverklaringen overgelegd en derhalve is de toedracht van het incident niet duidelijk geworden.
De beroepscommissie acht de correctieplaatsing, zoals bedoeld in artikel 27 Bjj, van veertien dagen echter onredelijk en onbillijk, mede gezien de gevolgen voor klagers behandeling.
De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, dr. J.A. Junger-Tas en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 december 2008

secretaris voorzitter

Naar boven