Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28177/GA, 14 november 2024, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/28177/GA

Betreft [klager]

Datum 14 november 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij op 18 juli 2021 tijdens een recreatiemoment onverwijld werd ingesloten.

De beklagrechter bij de locatie Roermond heeft op 28 juni 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (R 2021/364). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A. van Wijk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Voor de ontvankelijkheid van het beklag is het niet relevant of de beslissing van de directeur een of meerdere gedetineerden betreft. Er is een onrechtvaardig onderscheid gemaakt tussen gedetineerden die in het basisregime verbleven en de gedetineerden die in het plusprogramma verbleven. Wanneer er sprake is van een incident moet iedereen ingesloten worden.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft in beroep geen standpunt kenbaar gemaakt.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie merkt allereerst op dat zij ernaar streeft om spoedig uitspraak te doen. Zij betreurt het dat de uitspraak op dit beroep door uiteenlopende omstandigheden lang op zich heeft laten wachten.

In deze zaak heeft de directeur op 18 juli 2021 besloten om alle gedetineerden die in het basisprogramma verbleven, waaronder klager, tijdens een georganiseerde barbecue terug te sturen naar hun cel in het kader van de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting.

Nu klager is uitgesloten van deelname aan een activiteit dan wel in afzondering op zijn eigen cel heeft verbleven, had de directeur een ordemaatregel moeten opleggen. Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid van de Pbw. Op grond van artikel 23, eerste lid en onder a, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meerdere activiteiten, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Tegen een ordemaatregel kan zonder meer beklag worden ingesteld, ook wanneer aan een deel van de afdeling een ordemaatregel wordt opgelegd wegens een calamiteit, zoals in dit geval (vergelijk RSJ 1 mei 2024, 23/32160/GA). Daarom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag. De beroepscommissie zal het beklag als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.

Uit artikel 58, eerste lid, van de Pbw volgt dat de directeur de gedetineerde bij het opleggen van een ordemaatregel onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling van de beslissing verstrekt. De beroepscommissie stelt vast dat de beslissing niet door de directeur op schrift is gesteld.

Zodoende kan ook niet vastgesteld worden of klager voorafgaand aan de oplegging van de ordemaatregel door de directeur is gehoord. Artikel 57, eerste lid, van de Pbw schrijft voor dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, alvorens hij beslist omtrent de uitsluiting van activiteiten dan wel het plaatsen in afzondering. Het horen kan volgens het bepaalde in artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet. De beroepscommissie constateert dat in dit geval niet gebleken is dat van deze uitzondering sprake is.

Aangezien klager is uitgesloten van deelname aan activiteiten dan wel in afzondering is geplaatst, zonder dat getoetst is aan de formele vereisten die de Pbw stelt, is de beslissing genomen in strijd met de wet. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag gegrond verklaren.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. De directeur heeft toegelicht dat op
18 juli 2021 voor alle gedetineerden van de afdeling C een barbecue is georganiseerd. Er was sprake van een aangepast dagprogramma en de gedetineerden die in het basisprogramma verbleven zouden normaliter op dat moment ingesloten zijn. Nadat om 15:30 uur die dag bij enkele gedetineerden op hun cel alcohol is aangetroffen waardoor er onrust op de afdeling ontstond, zijn alle gedetineerden die in het basisprogramma verbleven – waaronder klager – weer conform het originele dagprogramma ingesloten op hun cel. Namens klager is aangevoerd dat er een onrechtvaardig onderscheid is gemaakt tussen gedetineerden die in het basisregime verbleven en de gedetineerden die in het plusprogramma verbleven. Het is de beroepscommissie niet duidelijk geworden waarom de directeur naar aanleiding van de calamiteit alleen de gedetineerden die in het basisprogramma verbleven heeft ingesloten op hun cel. Gelet daarop acht zij de beslissing onvoldoende gemotiveerd, is de noodzaak tot oplegging van de ordemaatregel onvoldoende gebleken en moet de beslissing van de directeur bij deze stand van zaken als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.

Gelet op het voorgaande ziet de beroepscommissie aanleiding om klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €10,-.

 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

 

Deze uitspraak is op 14 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. F.H.J. van Gaal, leden, bijgestaan door mr. L.M. Uljee, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven