Nummer 24/41528/JA
Betreft [klager]
Datum 25 november 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
de directeur van de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Teylingereind te Sassenheim (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager], geboren op 23 januari 2003 (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het feit dat zijn kamer geen prikbord heeft maar een priklat.
De beklagcommissie bij de JJI Teylingereind heeft op 24 juni 2024 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €5,- (TE 2024-80). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], jurist bij de JJI Teylingereind, gehoord op de zitting van 10 september 2024 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.
Mr. A. Laagland, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag. Hij beklaagt zich over de afwezigheid van een prikbord in zijn kamer. Deze situatie geldt voor alle jeugdigen in de JJI Teylingereind en betreft dus een algemene regel waartegen in beginsel geen beklag openstaat. In het oude gedeelte van het gebouw hebben de kamers nog wel een prikbord. Op het moment dat een renovatie plaatsvindt, zullen de prikborden worden vervangen door een priklat.
Weliswaar bepaalt de Regeling eisen kamer justitiële jeugdinrichtingen dat de kamer ten minste dient te zijn voorzien van een aan de wand bevestigd prikbord, maar het is de vraag of deze bepaling – die zich richt aan de directeur – zich leent voor het indienen van beklag. De vraag is, met andere woorden, of dit moet worden gezien als een recht van de jeugdige. De klacht van klager leent zich niet voor het beklagrecht, maar bij uitstek voor de toezichthoudende taak van de Commissie van Toezicht (vergelijk RSJ 1 september 2023, 22/29880/GA). Ook kan de jeugdige via andere wegen in gesprek gaan met teamleiders of via de jongerenraad. Zoals bij alle klachten, zal de maandcommissaris in klagers geval in ieder geval hebben geprobeerd om te bemiddelen.
In plaats van een prikbord beschikt de kamer van klager over een priklat. Dit is wat de Dienst Justitiële Inrichtingen voorschrijft. Zoals volgt uit de in het dossier bijgevoegde foto’s, betreft de priklat een vergelijkbaar en gelijkwaardig systeem. Een prikbord heeft zelfs helemaal geen functie, omdat punaises uit veiligheidsoverwegingen niet zijn toegestaan in de inrichting. Net als bij de priklat, kan er alleen plakband worden gebruikt. Klager wordt dus niet in een recht beperkt.
Mocht klager ontvankelijk zijn in zijn beklag, dan dient zijn beklag ongegrond te worden verklaard. De functie van een prikbord en een priklat is hetzelfde en klager wordt niet beperkt in het gebruik hiervan. Dat betekent ook dat klager geen ongemak heeft ondervonden. De directeur verzoekt daarom om klager geen tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van klager
Klager heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Relevante wettelijke bepalingen
Een jeugdige kan bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing betreffende: enig andere beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat de jeugdige toekomt op grond van een bij of krachtens de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) of een een ieder verbindende bepaling van een Nederland geldend verdrag (artikel 65, eerste lid en onder n, van de Bjj).
De directeur bepaalt de wijze van onderbrenging van de jeugdigen die zijn geplaatst in de inrichting of afdeling met het beheer waarvan hij is belast (artikel 17, eerste lid, van de Bjj). De directeur wijst iedere jeugdige een kamer toe (tweede lid). Onze Minister stelt regels omtrent de eisen waaraan een kamer als bedoeld in het tweede lid moet voldoen (vijfde lid).
De kamer van de jeugdige is ingericht met tenminste: een aan de wand bevestigd prikbord (artikel 10, aanhef en onder e, van de Regeling eisen kamer justitiële jeugdinrichtingen).
Schending van een wettelijk recht of een algemene regel?
Klager schrijft in zijn klaagschrift dat er geen prikbord is bevestigd aan de wand in zijn kamer. In plaats daarvan hangt er een ‘priklat’. De priklat betreft een lat waarop de jeugdige spullen kan opplakken met plakband. De beklagcommissie heeft klager ontvangen in zijn beklag, omdat hij klaagt over een beperking van een hem toekomend recht. De directeur stelt echter dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag, omdat klager klaagt over een algemene regel.
Net als de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn beklag. Hij klaagt namelijk over de schending van een (individueel) recht dat hem toekomt op grond van de Bjj. Omdat de directeur wettelijk verplicht is om elke kamer te voorzien van een prikbord aan de wand, kan klager hieraan een recht ontlenen. Andere jeugdigen hebben dit recht ook. Dit betekent echter niet dat sprake is van een algemene regel, zoals de directeur heeft bepleit (waarbij de algemene regel zou moeten worden getoetst aan hogere wet- of regelgeving).
Dat in dit geval het beklagrecht voor klager openstaat, hoeft overigens niet te betekenen dat de Commissie van Toezicht op dit punt geen toezichthoudende taak meer heeft of dat (in)formele wegen van bemiddeling zijn afgesneden.
Strijd met de Regeling eisen kamer justitiële jeugdinrichtingen?
Omdat een prikbord een heel specifieke, letterlijke betekenis heeft, is de beroepscommissie van oordeel dat een priklat in strijd is met artikel 10, aanhef en onder e, van de Regeling eisen kamer justitiële jeugdinrichtingen. Een ‘priklat’ – wat feitelijk alleen een lat is – betekent redelijkerwijs niet hetzelfde als een ‘prikbord’.
De beklagcommissie heeft klager, gezien het voorgaande, terecht ontvangen in zijn beklag en het beklag terecht gegrond verklaard. Anders dan de beklagcommissie, ziet de beroepscommissie geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Omdat klager op de priklat evengoed informatie, foto’s en dergelijke kan ophangen, waarbij hij zo nodig ook nog ‘naar beneden door kan plakken’ om zodoende meer dan de priklat te beplakken, valt niet in te zien welk ongemak hij heeft ondervonden.
Het beroep van de directeur zal daarom ten aanzien van de toegekende tegemoetkoming gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd. De beroepscommissie bevestigt voor het overige de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend. De beroepscommissie bevestigt voor het overige de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 25 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M. Iedema, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter