Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/43162/SGA, 18 september 2024, schorsing
Uitspraakdatum:18-09-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/43162/SGA

    

Betreft [Verzoeker]

Datum 18 september 2024

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Vught (hierna: de directeur) heeft op 10 september 2024 beslist verzoeker binnen de Extra Beveiligde Inrichting intern over te plaatsen van afdeling (1) naar afdeling (2).

Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie op het schorsingsverzoek van de landsadvocaat namens de directeur, van de in reactie daarop gegeven nadere toelichting van verzoekers raadsman van 13 september 2024, van de op 16 september 2024 binnengekomen reactie van de landsadvocaat op die nadere toelichting en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

Standpunt verzoeker

Namens verzoeker is – kort gezegd – naar voren gebracht dat de beslissing tot interne overplaatsing niet voldoet aan de eisen die de beroepscommissie van de RSJ daaraan stelt, nu de reden(en) voor die overplaatsing niet mondeling aan verzoeker zijn medegedeeld en verzoeker ook geen schriftelijke met redenen omklede mededeling heeft ontvangen waaruit volgt waarom de interne overplaatsing noodzakelijk wordt geacht, zodat de beslissing ontoereikend is gemotiveerd. Er is ook niet gebleken van een noodzaak voor de interne overplaatsing, nu verzoeker op 25 juli 2024 van afdeling (3) naar afdeling (1) is overgeplaatst en de directeur niet (nader) heeft toegelicht waarom het nodig is om die beslissing nu te herzien. Een (langer) verblijf op afdeling (2) is evident in strijd met onder meer artikel 10, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), de Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners, de Nelson Mandela Rules en de European Prison Rules, nu de verblijfsruimte waarin verzoeker op die afdeling is geplaatst beschimmeld en bevuild is en op de celinventaris voetstappen zichtbaar zijn van de werkmannen die de afdeling nog moeten verbouwen. 

 

Standpunt directeur

Op 10 september 2024 is aan verzoeker medegedeeld dat hij intern wordt overgeplaatst. Die beslissing is niet op schrift gesteld, maar artikel 16, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) vereist dat ook niet. Het was voor verzoeker duidelijk waarom hij werd overgeplaatst, nu hij geen contact mag hebben met medegedetineerden vanwege de onaanvaardbare maatschappelijke risico’s die ten aanzien van hem bestaan en dat contact op afdeling (1) wel heeft plaatsgevonden. Het was voor verzoeker voorzienbaar dat vervolgens zou worden geconcludeerd dat het (nog) niet mogelijk was om verzoeker voldoende af te scheiden op een gecompartimenteerde afdeling waar – in een ander compartiment – ook andere gedetineerden verblijven en het dus noodzakelijk was om hem over te plaatsen. Afdeling (1) is een pas verbouwde afdeling. Na de verbouwing daarvan bestaat deze afdeling uit twee gescheiden compartimenten van elk drie cellen. Verzoeker verbleef (alleen) in het ene compartiment, terwijl in het andere compartiment andere gedetineerden verbleven. Door een foutieve handeling heeft onaanvaardbaar contact tussen verzoeker en één van deze gedetineerden plaatsgevonden en dit heeft zowel binnen als buiten de inrichting veel onrust veroorzaakt. Dit incident wordt momenteel geëvalueerd en om de kans op herhaling uit te sluiten is het noodzakelijk om verzoeker, in elk geval hangende de evaluatie, intern over te plaatsen.

Afdeling (2) en de cel waarin verzoeker op die afdeling verblijft voldoen aan de vereisten die daaraan worden gesteld. Verzoeker kan, hoewel de afdeling nog niet is verbouwd en deels is afgesloten als gevolg van de verbouwing van de naastgelegen afdeling, op deze afdeling een volledig dagprogramma volgen. Nu de afdeling al enige tijd niet operationeel was en nog niet was schoongemaakt, kan de directeur volgen dat verzoeker de afdeling als rommelig heeft ervaren. Dat verzoeker in een ‘schimmelcel’ moet verblijven wordt echter uitdrukkelijk betwist. De gebreken die verzoeker beschrijft betroffen zaken die nog op orde moesten worden gebracht, wat inmiddels grotendeels is gebeurd. Van detentieomstandigheden die een schending van artikel 10, eerste lid, van het IVBPR of artikel 3 van het EVRM zouden kunnen opleveren is geen sprake. Leden van de commissie van toezicht brengen op korte termijn een bezoek aan de afdeling waar verzoeker verblijft en kunnen dan zelf constateren dat verzoekers verblijf op die afdeling niet in strijd is met (inter)nationale wet- en regelgeving. Eventuele aanbevelingen zullen ter harte worden genomen. Voor het tussentijds maken van foto’s bestaat om die reden geen aanleiding en dit is vanuit veiligheidsoogpunt ook niet mogelijk.    

 

Toetsingskader

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.

 

Interne overplaatsing

De voorzitter overweegt ten aanzien van de beslissing tot interne overplaatsing van verzoeker dat de Pbw geen (formele) eisen stelt aan een dergelijke beslissing, maar dat deze zorgvuldig tot stand dient te komen en dat gemotiveerd aan de gedetineerde kenbaar dient te worden gemaakt (zodat voor hem voldoende duidelijk is) waarom hij (intern) wordt overgeplaatst. Nu verzoeker op afdeling (1) in de gelegenheid is geweest om contact te leggen met (een) medegedetineerde(n) en dit veel onrust heeft veroorzaakt, acht de voorzitter niet aannemelijk dat het voor verzoeker niet duidelijk is geweest waarom hij is overgeplaatst. Gelet daarop en nog daargelaten of de beslissing tot interne overplaatsing toereikend is gemotiveerd, is de beslissing niet zodanig onredelijk of onbillijk dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. De voorzitter zal het verzoek daarom in zoverre afwijzen.   

 

Verblijf op afdeling (2)

Voor zover het schorsingsverzoek ziet op het verblijf van verzoeker op afdeling (2) – een (langer) verblijf op die afdeling is volgens verzoeker in strijd met (inter)nationale wet- en regelgeving – overweegt de voorzitter dat dit op zichzelf (nog) niet een (beklagwaardige) beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw betreft. Op het moment dat verzoeker op afdeling (2) is geplaatst in een verblijfsruimte die volgens hem niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, moet hij zijn klacht daarover intern kenbaar maken en om een oplossing verzoeken. Als hij het niet eens is met de beslissing op zijn interne klacht of met de oplossing die wordt aangedragen, kan hij daartegen beklag instellen. Hoewel verzoeker zijn klacht reeds intern kenbaar heeft gemaakt, begrijpt de voorzitter op basis van de stukken en wat namens de directeur in reactie op het schorsingsverzoek is toegelicht dat wordt erkend dat er gebreken in verzoekers verblijfsruimte op afdeling (2) zijn/waren, maar dat deze inmiddels grotendeels zijn hersteld en dat men bezig is met het herstellen van nog bestaande gebreken. Nu verzoekers interne klacht daarmee naar het oordeel van de voorzitter nog in behandeling is en nog wordt gewerkt aan een oplossing voor het probleem dat verzoeker heeft aangekaart, kan hij op dit moment in zoverre (nog) niet in zijn (beklag en) verzoek worden ontvangen.    

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af voor zover dit ziet op de beslissing tot interne overplaatsing en verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor zover dit ziet op zijn verblijf op afdeling (2).

 

Deze uitspraak is op 18 september 2024 gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door de secretaris.

      

 

voorzitter

Naar boven